Heb jij wel die link gelezen die ik je gaf?
Hij doet alsof er slechts twee mogelijkheden zijn: de cirkels zijn het werk van practical jokers, of ze worden veroorzaakt door een buiten- of bovenaardse entiteit. Als de eerste verklaring afvalt, blijft de tweede over. In werkelijkheid zijn er meer verklaringen omdat de makers verschillende motieven kunnen hebben. We mogen alleen concluderen dat de meesten er blijkbaar geen behoefte aan hebben in de krant te komen en hun werkwijze te onthullen. Dat impliceert niet dat zij ET's zijn.
Levengood besteedt veel aandacht aan het meten van de gewrichtachtige knobbeltjes in de graanstengels, de zogenoemde knopen. In zijn eerste artikel staan twee grafiekjes gebaseerd op kleine monsters van zes tot tien halmen die hem uit het Engelse Lockeridge werden toegestuurd. Hierin is te zien dat de middelste knoop van platliggende tarwehalmen ruim zes tot twintig procent langer is dan van vergelijkbare halmen die buiten de cirkel werden verzameld. Dit levert volgens Levengood een p-waarde op die kleiner is dan 0,05. Helaas zegt dit voorbeeld niet veel omdat de onderzoeker geen informatie verstrekt over de gemiddelde knoopafwijking van zijn samples. Hij vermeldt alleen terloops dat er in 25 van de 86 gevallen afwijkingen voorkwamen.
In zijn tweede artikel beschrijft Levengoed hoe hij een controle-experiment heeft uitgevoerd. In een veldje werden twee kleine cirkels gemaakt door op een plank te gaan staan die enkele keren werd rondgedraaid. Uit deze cirkels werden om de zoveel dagen enkele halmen verzameld. Daarbij kwam aan het licht dat de knopen van platgewalst graan in de loop van de tijd langer worden doordat het gewas zich weer opricht. Je zou zeggen dat hiermee de eerdere resultaten zijn verklaard, maar dat is volgens Levengood geenszins het geval. Hij is er zeker van dat de monsters die hem door veldonderzoekers worden toegestuurd, nooit langer dan drie dagen plat hebben gelegen, zodat je slechts een afwijking van 10 procent mag verwachten. In plaats daarvan vond hij nu afwijkingen van 30 tot 200 procent. Ook bij halmen die vlak buiten de cirkel stonden, werden soms afwijkingen gemeten — het zogenaamde spill-over effect. Bovendien stelde hij vast dat de langste knopen uit het centrum van een cirkel komen, zelfs wanneer de halmen daar nog recht overeind staan. Levengood vermeldt dat hij inmiddels 250 graancirkelformaties heeft onderzocht, maar daar hebben we weinig aan omdat hij zijn theorieën slechts met enkele voorbeelden staaft. Meer cijfers ontbreken doordat de rest van de artikelen wordt besteed aan speculaties over vreemde energieën.
Haselhoff beschrijft hoe knoopmetingen moeten worden uitgevoerd. Het is soms nogal lastig om vast te stellen waar een knoop begint of eindigt. Bovendien is de lengte niet aan alle zijden gelijk. Naar schatting bedraagt de foutenmarge ongeveer een halve millimeter, terwijl de gemeten afwijkingen gewoonlijk kleiner zijn dan één millimeter. De slimme onderzoeker kan zo'n meetfout reduceren door de gemiddelde lengte van 20 knopen te bepalen. Deze truc werkt echter alleen wanneer je niet weet welke halmen je aan het meten bent, zodat je verwachtingen de resultaten niet in een bepaalde richting kunnen sturen. Haselhoff houdt zich daar niet aan. Dubbelblinde tests zijn naar zijn oordeel tijdverspilling omdat goede onderzoekers niet worden beïnvloed door voorkennis. In werkelijkheid weten goede onderzoekers volgens mij dat geblindeerde proeven een noodzaak zijn.
De auteur schijnt overigens maar weinig knopen te hebben gemeten. Het is naar zijn ervaring 'dermate geestdodend werk dat, bij mij althans, na een kwartier de aandacht al snel dreigt te verslappen'. In zijn boek staan vrijwel geen eigen onderzoeksresultaten. Alleen de cirkels in Nieuwerkerk leveren een boeiend grafiekje op. Hoewel de halmen in dit geval al na twee dagen werden geplukt, bedroeg de gemeten knoopverlenging nabij het centrum ruim veertig procent veel meer dan in de kunstmatige cirkels van Levengood. Waarschijnlijk zijn er diverse factoren van invloed op de uitkomst van dit soort metingen. Als je die niet kent en onder controle kunt houden, weet je niet goed wat je meet.
Haselhoff was van plan een eigen kiemproef uit te voeren met vijftien bosjes graan die hij in en rond een formatie in Melick verzamelde. Door gebrek aan tijd bleven ze een paar weken in zijn garage liggen. Toen hij de zaden uiteindelijk wilde gebruiken, constateerde hij dat het controlemonster door een muis was opgegeten. Merkwaardig dat die muis geen belangstelling had voor de overige veertien monsters. Daar zou je volgens de onderzoeker een interessant experiment van kunnen maken, maar ik weet niet of we hier meer over zullen horen. Zou de bijzondere muis nog wel beschikbaar zijn?

Hmmm, dit kan je geen serieuze wetenschap noemen. Deze mensen laten zich te veel leiden door hun overtuiging...