Met een vertrouwde mengeling van opwinding en angst liep hij het Kralingse Bos in.
Het was donker, maar nog niet helemaal donker, zodat hij goed kon zien waar hij zijn voeten neerzette.
Niet dat dat nodig was, want na zoveel jaar kon hij het pad met zijn ogen dicht volgen.
Het was een lastig dilemma: kiezen voor het licht en dus de veiligheid, met het risico dat er nog niets te beleven viel, of gaan voor het nachtelijke plezier, met het gevaar dat je hen tegen het lijf liep.
Meestal koos hij voor het laatste.
Zo vaak kwam hij hier niet, dus hij wilde wel waar voor zijn geld.
Leo Wintelaars.
Zevenveertig jaar oud, getrouwd, twee kinderen. Zijn vrouw Anne wist niets van zijn nachtelijke escapades.
De waarheid zou ze ook nooit overleven.
Eens, we spraken nu over minstens vijfentwintig jaar geleden, had Leo de illusie gekoesterd dat alle lust in hem ooit zou doven.
Een illusie, inderdaad.
Het kwam er nu op neer dat hij af en toe seks had met een onbekende man en nooit meer met zijn vrouw.
Anne maakte gelukkig geen punt van hun gebluste seksleven; Leo was blij dat hij haar in bed in ieder geval niet hoefde te bedriegen. Bij Anne vond hij waar het echt om draaide in het leven: liefde, geborgenheid, intimiteit.
Hij hield van zijn vrouw.
De nachtelijke parkbezoeken waren niet meer dan een kleine concessie aan zijn homoseksualiteit.
Hij kwam hier niet om te praten of om vrienden te maken, zoals andere mannen. Hij kwam hier omdat hij een man was.
Leo had geluk.
Er waren nog geen vijf minuten verstreken of verschillende mannen drentelden al om hem heen.
Een van hen vond hij leuk genoeg om de bosjes mee in te duiken.
Sommige mannen verkozen het open veld, een stukje verderop in de richting van de Kralingse Plas, boven de beschutte omgeving van het bos, maar Leo had zulke exhibitionistische neigingen nooit gehad.
Toegeven, het veld was veiliger dan de bosjes, maar Leo kon het niet over zijn hart verkrijgen om in zijn blote kont seks te bedrijven terwijl de halve wereld toekeek.
Leo was zich voortdurend bewust van het gevaar. Nooit was er een moment waarop hij zich volledig ontspande, ook nu niet, nu hij tevreden zijn gulp dichtknoopte en de jongen nog snel een flauwe glimlach schonk voordat deze zich schichtig uit de voeten maakte. Hij zag op tegen de lange weg terug.
Bij de meeste mannen overheerste een schuldgevoel na afloop; bij Leo was het slechts angst.
Hij kende de cijfers.
Potenrammers. Geramd hadden ze, maar potig waren ze niet geweest. Twintig jaar geleden, maar Leo dacht er nog iedere dag aan. Knullen van zestien, zeventien jaar oud, slungelige gestalten met een vliesdun pubersnorretje op de bovenlip.
Hij had op de grond gelegen voordat hij in de gaten had wat er aan de hand was. Flikkur! Flikkur! Flikkur!
Twee jongens hielden hem vast, de derde beukte met zijn vuisten op zijn gezicht. Leo proefde bloed. God, hadden ze zijn tanden gebroken?
De een trok zijn broek omlaag.
Hé slappe lul, was het lekker in die kont?
De ander strooide zand in zijn geslacht.
Na afloop hadden ze over hem heen gespuugd en gepist en een van de jongens had zelfs het lef gehad om op zijn gezicht te poepen.
Leo zou de jongen die dat gedaan had van zijn levensdagen niet vergeten.
Een lange, blonde slungel met wijd uitstaande oren.
Dat vind je toch zeker wel lekker, bruine strontridder dat je bent? Er was geen bosbezoeker die ook maar één vinger had uitgestoken.
Weg hier, weg hier.
Dat was het enige waar hij nog aan had kunnen denken. Weg van hier.
Voorbijgangers hadden hem later bewusteloos aangetroffen, in de buurt van zijn huis.
Is zeker je eigen levensverhaal...
Nee hoor, die van Leo Wintelaars

Heb jij soms wat tegen homo's ofzo???
