Hier nog een paar voorbeelden
Twee genaturaliseerde voetballers, of vijf of elf...
door Henri van der Steen
Vrijdag 23 juni 2006 - Het Nederlands elftal komt zondag een jongen tegen die Anderson Luis de Souza heet. Dat klinkt Braziliaans. Het ís Braziliaans. Anderson Luis de Souza is op 27 augustus 1977 geboren in Bernado, Brazilië, heette daar al Deco.
Vanaf zijn 22ste speelt hij in Portugal, sedert zijn 27ste ook voor Portugal. Op het WK zijn er genoeg voetballers die voor een land spelen waarin ze niet zijn geboren. De Duitsers maken het wel erg bont. Vrijwel alle spitsen komen van elders. Neuville is in Zwitserland geboren, Klose en Podolski zijn in Polen geboren en schijnen tegen elkaar Pools te spreken, de gitzwarte Gerald Asamoah is van origine een Ghanees. De situatie lijkt op die in België waar jarenlang de ene na de andere buitenlander van een nieuw paspoort werd voorzien om een voorhoede in elkaar te kunnen draaien voor de Rode Duivels.
Vaak heeft het ook wel iets moois, dat genaturaliseer. Joey Didulica is geboren en getogen in Australië, maar komt op het WK uit voor Kroatië, waar zijn roots en hart liggen. Andersom hebben Jason Culina en Mark Viduka ook een Balkan-achtergrond, maar spelen zij voor Australië.
Mooi en zuiver is de liefde van Alex voor zijn nieuwe vaderland Japan. De spelmaker uit Brazilië voelt zich echt Japanner, spreekt Japans en zingt
het Japanse volkslied als hij in het gelid staat voor een interland.
Alex kwam als jongen van zeventien naar Japan om er te gaan studeren, wachtte uiteindelijk zeven jaar voordat hij een Japans paspoort kreeg.
Op sommige plekken wordt het minder gewaardeerd wanneer er een buitenlandse voetballer het nationale elftal wordt binnengeloodst – zoals ook in het geval-Kalou te zien was. Mexico stond ietwat op zijn kop, toen de (Argentijnse) bondscoach twee genaturaliseerde voetballers meenam naar het WK, een Argentijn en een Braziliaan. Oud-crack Hugo Sanchez zei: „Nu zijn het er twee, straks vijf, misschien ooit elf.“
Felipe Munoz, voorzitter van het Mexicaans Olympisch Comité, zei: „Als de rest van de wereld het doet, is het geen enkele probleem.“
Hier spreekt de zogenaamde realist, de bobo die het geen moer kan schelen hoe er wordt gewonnen, als er maar wordt gewonnen. Het volkse gevoel dat Hugo Sanchez verwoordt, dient echter niet te worden weggehoond als niet ter zake doende.
Soms moet je naturaliseren ook prachtig vinden. Tim Cahill wilde voor Australië voetballen, maar dat mocht niet van de Fifa hij had als 14-jarige ooit een jeugdinterlandje gespeeld met zijn geboorteland, het piepkleine West-Samoa en moest dus wachten, tien jaar lang. Toen mocht Cahill hopen op voetbal met de Australische ploeg. Hij werd opgeroepen, belandde op het WK van 2006, mocht van Guus Hiddink invallen in de eerste wedstrijd, tegen Japan, bij een 1-0 achterstand en? maakte meteen twee doelpunten.
Sinds 2004 heeft de Fifa de regels versoepeld. Jeugdinterlands staan een naturalisatie niet meer in de weg, A-interlands nog wel.
Overigens speelden vroeger sommige voetballers gerust voor drie landen, zoals Alfredo di Stefano (voor Argentinië, Colombia én Spanje) en Laszlo Kubala (Tsjechoslowakije, Hongarije en Spanje). Er was er eentje, Luis Monti, die voor Argentinië meedeed aan het eerste WK, in 1930 in Uruguay en vier jaar later in Italië namens Italië. Goeie keuze, Italië werd wereldkampioen.
Misschien dat Mauro Camoranesi deze weken nog eens naar Monti wordt gevraagd. Camoranesi is een geboren Argentijn die nu in de basis staat bij de Italianen. En misschien deze zomer ook wel wereldkampioen wordt?
http://www.brabantsdagblad.nl/wk2006/article444737.ece