In 1973 en 1979 werd de economische ontwikkeling ernstig geschaad door twee oliecrises. De overlegeconomie kon niet verhinderen dat de arbeidsinkomensquote in de jaren '70 van de twintigste eeuw zozeer steeg dat het bedrijfsleven nauwelijks nog winst maakte, waardoor de werkloosheid steeds verder steeg. Begin jaren '80 was de economie er zo slecht aan toe dat de sociale partners een legendarisch centraal akkoord sloten.
Begin jaren '90 van de twintigste eeuw kwam er steeds meer kritiek op de overlegeconomie, vooral uit liberale kringen (VVD en D66). De kritiek had vooral betrekking op de stroperigheid in de besluitvorming, die werd veroorzaakt door langdurige adviesprocessen die leidden tot slappe, maar klakkeloos door de politiek overgenomen compromissen. De SER werd ook wel spottend 'Sociaal-Economische Rem' genoemd.
Een belangrijk punt van kritiek op de overlegeconomie en het poldermodel is: namens wie spreken de sociale partners (en andere belangenorganisaties) eigenlijk en is het democratisch verantwoord om zoveel gewicht aan hun stem toe te kennen?
Kritiek is ook dat de sociale partners vooral de 'insiders' (de zittende, traditionele werknemersbelangen) zouden vertegenwoordigen. Met de belangen van 'buitenstaanders' (vrouwen, allochtonen, gepensioneerden) op de arbeidsmarkt zou te weinig rekening gehouden worden. De overlegcultuur en het streven naar consensus maken het moeilijk om snel ingrijpende maatregelen te nemen. Er wordt wel gesproken van 'pappen en nathouden'. Daar staat tegenover dat éénmaal bereikte compromissen wel op draagvlak kunnen rekenen.
Het voor- en najaarsoverleg worden wel bekritiseerd omdat deze overleggen een ritueel karakter zonder werkelijke betekenis zouden hebben.
Het grootste voordeel van het poldermodel zou zijn dat het zorgt voor arbeidsrust en loonmatiging, aldus de overheersende opinie. De vraag is of de overheersende opinie het bij het rechte eind heeft.
De vraag is verder hoe redelijk de sociale partners nu eigenlijk waren in 1982, gelet op het feit dat het Akkoord van Wassenaar tot stand kwam onder druk van een loonmaatregel. Ook het Flexakkoord van 1996 kwam tot stand uit angst voor onwelgevallige wetgeving van het kabinet.
