
Het Neendje, gedichten die ik al 8 jaar terug ofzo geschreven heb.
Het is veel, maar wel de moeite waard.
Neendje
in een tuin hier ver vandaan
leefde een lief eendje.
hij trouwde met een lief konijn,
en samen kregen ze Neendje.
Neendje was, al was hij klein,
de sterkste uit de tuin,
en ook nog slim, en snel, en groot,
al mat hij maar vijf duim.
het Neendje merkte al heel snel,
dat, hoewel een bastaard,
hij bij iedereen geliefd was,
en veel vrienden had vergaard.
deze vriendjes speelden met hem,
en samen trapten ze lol,
en af en toe een omaatje,
niets was hen te dol.
al vroeg kreeg Neendje vijanden,
de wet vond hem niet lief.
ze noemden hem een asociaal,
dat nam hij maar voor lief.
en toen het Neendje groot was,
zeven jaar werd hij,
kreeg hij zijn eerste handgranaat,
oh, wat was Neendje blij!
meteen zocht hij de politie,
en blies drie varkens op.
en toen ze hem wilden vangen,
gaf hij ze een schop.
tien varkens lagen op de grond,
en Neendje zei heel blij:
dat heb ik gedaan, pa en ma,
is dat goed van mij?
Neendjes ouders waren zo verheugd,
met zo'n fijne zoon,
dat ze hem een wapen gaven.
dat vonden ze gewoon.
blij schoot Neendje nog wat varkens,
en die avond aten zij,
ondanks ma's konijnen afkomst,
varkensbilletjes met prei.
en Neendje beleefde avonturen,
zoveel, dat geloof je nooit.
maar niet getreurd, goede vrienden,
ik vertel ze nog wel, ooit.
Neendje en de Paasdwaas
op een nacht schrok Neendje op,
hij hoorde heel erg zacht,
een ver gesnotter en gesnik,
zo midden in de nacht!
het Neendje dacht: wat is dit nu?
wat moet ik nu toch doen!
ik weet het al, natuurlijk zeg,
wat ben ik toch een oen!
toen stapte Neendje uit zijn bed
en zonder een probleem
trok hij toen zijn laarsjes aan,
ééntje aan ieder been.
hij fladderde weg in de nacht,
en weet je wat hij zag?
tussen de bomen en het bos,
een haasje zonder lach.
zonder lach, het haasje huilde
en Neendje vroeg hem stil:
wat scheelt er toch aan, haasje lief?
vanwaar al dat gegil?
het haasje droeg een mandje vol,
met eieren gevuld.
het Neendje bedacht toen opeens
het is de Paasdwaas die hier brult!
en de Paasdwaas zei tegen Neendje:
ik weet het ook niet meer,
ik ben de weg een beetje kwijt,
ik moet naar Zoetermeer.
maar daar wist Neendje wel wat op,
het Neendje toont het pad,
en redt de ongelovigen,
en dat is echt héél wat!
ons Neendje zei toen : wacht maar even.
en vloog toen zó plots weg,
dat de Paasdwaas schrikkend opsprong,
zijn eitjes rolden weg!
en toen de Paasdwaas bijna klaar was,
hij werkte heel erg vlug,
kwam ons Neendje weer aangewiekt,
een bruin ding op zijn rug,
het was een zadel, mooi van leer
en met een grote hop
zat het domme Paasdwaasje
er vrolijk bovenop.
het Neendje vloog hem vlug en snel
tot boven Zoetermeer,
en heel gemeen lachte hij toen:
hier moet je zijn, stom dier!
en plotseling draaide hij zich rond,
hij vloog nu op zijn rug.
en de Paasdwaas viel eraf,
en vloog toen door de lucht.
toen eindelijk de klap er kwam,
zei ons lief Neendje blij:
verdiende loon, jij slaapverstoorder,
doe dat nooit meer bij mij!
Neendje en de Aapocalyps
op een mooie zomerdag,
dacht onze Neend zomaar,
laat ik mijn vriendjes gaan bezoeken,
dat kan maar eens per jaar.
zijn vriendjes waren allen thuis,
en Neendje merkte op:
het is vandaag de dag des oordeels,
dus, vriendjes, snel, schiet op!
jij, de Oorlog, haalt de paarden,
en jij, de Pest, de Dood,
en ik haal wel de Antichrist,
en Honger zorgt voor brood.
met zijn zessen vlogen ze weg,
en na een uur of twee,
kwamen ze in Rotterdam,
en Neendje zei tevree:
het einde is nu gekomen,
ik zeg het onverbloemd:
een ieder op deze aardkloot,
zegt Neendje, is verdoemt!
allemaal mensen huilden, want,
door hun ongeloof,
in Neendje en zijn vriendjes,
werd hun ras gekloofd.
alle mensen werden gesplitst:
twee groepen, klein en groot,
de kleine groep was wel gelovig,
de grote groep ging dood.
en Neendje leidde de kleine groep,
de trap op naar de deur,
van het heilig paradijsje.
er werdt niet meer gezeurd,
want hier was iedereen gelukkig,
en iedereen zong blij:
lang leve Neendje, onze redder,
hij maakte ons weer vrij!
ondertussen, terug op aarde,
had de Dood veel lol,
want met de hulp van Pest en Oorlog,
werd de hel héél vol!
en de Honger zat daar eenzaam,
zielig in de hoek,
hij had alleen een trommeltje,
met een boterkoek.
Honger at met smaak de koek,
en werd weer groot en sterk,
en zorgde voor nog veel meer honger,
want dat was zijn werk.
en aan het einde van de dag,
gingen ze weer terug,
want Neendje kreeg door dat geredt,
een pijntje in zijn rug.
Neendje wordt anarchist
Neendje zat eens heel alleen,
en depressief te zijn.
hij wist niet wat hij moest gaan doen,
dat vond hij niet zo fijn.
toen hoorde hij een zacht geklop,
iemand was bij de deur!
Neendje rende er snel op af,
gered uit deze sleur!
hij deed de deur in één klap open,
maar wat was dat nou weer?
een lange man met hanekam,
duidelijk een malle peer.
de hanekam zei tegen Neendje:
ik ben een anarchist.
oh, zei Neendje toen verbluft,
ik weet niet wat dat is.
een anarchist, zei de hanekam,
is iemand met een doel,
hij werpt regeringen omver,
vindt je dat niet cool?
jaja, zei ons lief Neendje blij,
kan ik dat ook proberen,
en kan ik nu dan al beginnen,
wil jij me dat dan leren?
natuurlijk, zei de anarchist,
ik help je wel op weg,
maar eerst bezoeken we de premier,
daar heb ik een bom gelegd.
aangekomen bij de tweede kamer,
drukte hij op een knop,
en met veel vuur en veel lawaai,
blies hij de premier op.
hoi hoi, zei Neendje, dat was leuk,
maar het is nu mijn beurt.
ik wil die Bea liquideren,
dat is toch zo gebeurt?
jippie, zei de anarchist,
je hebt volstrekt gelijk,
Bea is nu nog een snodaard,
en straks nog maar een lijk.
Neendje zette heel vakkundig,
en duidelijk met plezier,
de sluipgeweer op een hoog dak,
en schoot in Bea's nier.
met Bea uit de weg geruimt,
was Neendje weer tevree,
hij werd een echte anarchist,
en hielp nog heel vaak mee.
en de moraal van dit verhaal,
lief kind, is klontje klaar,
ga altijd mee met vreemde mannen
met rood, rechtopstaand haar.
Neendje en zijn vriendjes
Neendje zat eens heel alleen
z'n vriendjes waren weg
ze vriendjes moesten nog naar school
wat was dat toch een pech
maar Neendje is niet snel bedroeft
en dacht dus al heel snel
hoeveel vriendjes heb ik toch
dat is een hoop getel
Klijntje is mijn eerste vriend
zijn naam die zegt het al
hij is niet groot, een©achtste duim
en speelt goed basketbal
dan komt Nier, een klein zwart beest
zes poten loopt hij op
en als ik niet uitkijk waar ik loop
dan stap ik op zijn kop
het Tonijntje zwemt maar rondjes
in zijn eigen meer
hij is een beetje heel erg dom
en wil ook niet veel meer
Knijnker speelt heel vaak met hem
verstoppertje het meest
springen kan hij heel erg goed
met Knijnker is het feest
de Nijndevaar staat daar vaak bij
urenlang kalm en stil
misschien dat hij op Knijnker jaagt
of Tonijntje eten wil
in het bos leeft Neenhoorntje
daar springt hij vrolijk rond
nootjes eet hij overal
hij is dus erg gezond
naast het bos daar staat de Knoe
te grazen in de wei
Neendje mag soms op zijn rug
want dat maakt Neendje blij
soms krijgt Neendje, maar niet vaak
het Neegeltje te zien
dan gaan ze samen vliegeren
en pret maken voor tien
Zwijntje komt vanavond langs
hij mag nog niet naar school
daarom wordt hij erg veel gepest
en om zijn buikje bol
plotseling hoort Neendje zacht
gefluister bij de deur
hij begint te gniffelen en dan
ligt hij in een scheur
zijn vriendjes staan daar allemaal
te wachten voor zijn huis
Neendje haalt ze snel naar binnen
dit is toch echt niet pluis
hieperdepiep zei Klijntje zacht
hoera voor onze Neend
want Neendje die is onze vriend
dat hij dat maar weet
en daarom hebben wij voor hem
en voor ons allemaal
tien taarten meegenomen
en bier dat wordt gehaalt
die avond was het feest in huis
en na een dag of twee
werden de gasten eindelijk wakker
en gingen ze naar benee
wat was dat toch een bende daar
hoe kon dat zijn gebeurt
alles wat er ook maar stond
was op de grond gepleurt
maar vol met frisse moed gevuld
en na een flink ontbijt
werd de kamer opgeruimt
in een mum van tijd
Neendje als Filosoof
Neendje liep te slenteren
hij moest naar Nijntje toe
daarin had hij totaal geen zin
en hij was ook zo moe
hij liep over een lange weg
en plotseling zag hij
het licht, het Licht, eerst heel ver weg
en toen heel erg dichtbij
de mensheid is een blikje
gevuld in het begin
maar na een hele korte tijd
dan zit er niks meer in
dan wordt het blikje weggegooid
door hij die het eens had
soms netjes in de vuilnisbak
of zomaar op het pad
de mensheid is ook weggegooid
een blikje zonder nut
de Goden hadden het gehad
en zaten in de put
nu zie je wat er is gebeurt
de mensheid is verrot
het blikje is geroest en dus
gaat het snel kapot
maar als het blikje wordt gepakt
door iemand met een brein
die weet wat hij met blik kan doen
wat blik zoal kan zijn
zo kan je met een blikje veel
voetballen en ook nog
gevuld met wat benzine
heb je een Molotov
en als het blikje is verroest
maar toch niet al te erg
en als je het dan goed diep steekt
in iemands ruggemerg
dan wordt die iemand ernstig ziek
na die genadestoot
dat is dan jammer voor die man
die iemand gaat dan dood
zo dacht ons Neendje plotseling
dat kan toch eigenlijk niet
dat blikje is toch best handig
als draaitafel voor wiet
een deukje in het midden
het vloeitje geponeerd
het tipje bij het uiteinde
het draaien snel geleerd
zo zie je weer dat Neendje dus,
al is hij dan zo klein
toch heel erg slim en geniaal
en filosoof kan zijn
Neendje gaat jagen
Op een mooie dag vond Neendje
In een oude kast
een blaaspijp en wat pijltjes
die van zijn opa was
Neendje die dacht toen meteen
Hee wat een geluk!
nu kan ik lekker jager
mijn dag kan niet meer stuk
maar Neendje die was heel erg slim
en ging dus ook meteen
in plaats van naar het bosje toe
naar de stad Amstelveen
en met zijn blaaspijp op een dak
een biertje aan zijn zij
de blaaspijp op een standaardje
en pijltjes ook dichtbij
een kinderwagen kwam eraan
de vrouw die schoot hij af
de wagen ging de heuvel af
beneden lag een gracht
vervolgens schoot hij met gemak
dat leek hem wel te gek
bejaarde oma's in hun buik
hun stoma's schoot hij lek
natuurlijk had hij nog plezier
en was hij nog niet klaar
en vermoorde met een goed nekschot
een zoenend liefdespaar
toen reed een bus de helling op
hij schoot de banden lek
de kinderwagen achterna
zelfs naar dezelfde plek
nu had ons Neendje nog een pijl
en met een zachte puf
blies hij die pijl zo een twee drie
mijlen in de lucht
daar vloog toen net een vliegtuigje
met duizend passagiers
en extra veel benzine ook
het Neendje kreeg plezier
de linker moter die viel uit
vlak boven een plein
en na een paar minuten
zou alles anders zijn
een grote klap en heel veel vuur
en niemand kon meer weg
dat was toch wel een beetje grof
en ook wel jammer zeg
laatste aanpassing












