Een paniekaanval gaat gepaard met diverse lichamelijke symptomen. Mensen die voor het eerst een paniekaanval krijgen denken daadwerkelijk dat ze doodgaan. De lichamelijke symptomen bestaan o.a. uit:
- Hartkloppingen
- Misselijkheid
- Duizeligheid en het gevoel flauw te vallen
- De dringende neiging om te vluchten
- Pijn in de borst
- Tintelingen in handen en/of benen
- Benauwdheid en het gevoel te gaan stikken
Medische verklaring
Mensen hebben een ingebouwd alarmsysteem, waarbij bepaalde processen in de hersenen het lichaam activeren door adrenaline in het bloed vrij te geven. Deze adrenaline moet er dan voor zorgen dat er doeltreffend actie ondernomen kan worden zoals vechten of vluchten. Als er werkelijk gevaar bestaat is dit natuurlijk reuze handig.
Bij een paniekaanval echter, wordt dit proces geactiveerd zonder dat daar een aanwijsbare verklaring voor is. Het lichaam heeft op dat moment een overschot aan adrenaline en dit uit zich door aan aantal symptomen zoals bijvoorbeeld hartkloppingen, angstige gevoelens, etc. Als mensen vaker last hebben van een paniekaanval noemt men dit een paniekstoornis.
De meest gangbare theorie is dat mensen met een paniekstoornis een tekort hebben aan serotonine. Dit is een stof die er voor zorgt dat bepaalde informatie wordt uitgewisseld in de hersenen. Veel medicijnen tegen paniekstoornissen zorgen ervoor dat er de serotonine in de hersenen beter gebruikt wordt. Zenuwuiteinden in de hersenen geven serotonine af en nemen daarvan een deel zelf weer op. Deze serotonine is o.a. verantwoordelijk voor informatieoverdracht tussen de hersencellen en reguleert o.a. de angst. De medicijnen zorgen ervoor dat de heropname geremd wordt zodat er meer serotonine overblijft voor de informatieoverdracht. Daarom worden deze mediacijnen vaak ‘remmers’ genoemd.
Volgens deze verklaring is een paniekaanval dus een lichamelijke afwijking en geen psychische, de chemie in het lichaam is niet helemaal in orde, maar er wordt wel door vrijwel iedereen gezegd dat er meestal ernstige psychische druk aan vooraf gaat. Dit kan door omstandigheden zijn, zoals het verlies van een dierbare, maar ook door aanhoudende stress zoals bijvoorbeeld werkdruk.
- Hartkloppingen
- Misselijkheid
- Duizeligheid en het gevoel flauw te vallen
- De dringende neiging om te vluchten
- Pijn in de borst
- Tintelingen in handen en/of benen
- Benauwdheid en het gevoel te gaan stikken
Medische verklaring
Mensen hebben een ingebouwd alarmsysteem, waarbij bepaalde processen in de hersenen het lichaam activeren door adrenaline in het bloed vrij te geven. Deze adrenaline moet er dan voor zorgen dat er doeltreffend actie ondernomen kan worden zoals vechten of vluchten. Als er werkelijk gevaar bestaat is dit natuurlijk reuze handig.
Bij een paniekaanval echter, wordt dit proces geactiveerd zonder dat daar een aanwijsbare verklaring voor is. Het lichaam heeft op dat moment een overschot aan adrenaline en dit uit zich door aan aantal symptomen zoals bijvoorbeeld hartkloppingen, angstige gevoelens, etc. Als mensen vaker last hebben van een paniekaanval noemt men dit een paniekstoornis.
De meest gangbare theorie is dat mensen met een paniekstoornis een tekort hebben aan serotonine. Dit is een stof die er voor zorgt dat bepaalde informatie wordt uitgewisseld in de hersenen. Veel medicijnen tegen paniekstoornissen zorgen ervoor dat er de serotonine in de hersenen beter gebruikt wordt. Zenuwuiteinden in de hersenen geven serotonine af en nemen daarvan een deel zelf weer op. Deze serotonine is o.a. verantwoordelijk voor informatieoverdracht tussen de hersencellen en reguleert o.a. de angst. De medicijnen zorgen ervoor dat de heropname geremd wordt zodat er meer serotonine overblijft voor de informatieoverdracht. Daarom worden deze mediacijnen vaak ‘remmers’ genoemd.
Volgens deze verklaring is een paniekaanval dus een lichamelijke afwijking en geen psychische, de chemie in het lichaam is niet helemaal in orde, maar er wordt wel door vrijwel iedereen gezegd dat er meestal ernstige psychische druk aan vooraf gaat. Dit kan door omstandigheden zijn, zoals het verlies van een dierbare, maar ook door aanhoudende stress zoals bijvoorbeeld werkdruk.











