Oké appels hebben géén SOA's, maar dit ziet er ook niet best uit....
SCHURFT
Dit is een algemeen voorkomende schimmel op appel en peer. De schimmel is het meest actief in het vroege voorjaar. Voor de verspreiding ervan is regen nodig. Hoe langer de bladeren en de vruchten nat blijven, des te meer bestaat de kans op infectie. De plaatsen waar de schimmels zich vestigen, worden bruin en ruw: bij appel vooral aan de bovenzijde van de bladeren, bij peer vooral aan de onderzijde ervan. Alle jonge plantendelen kunnen door de schimmels aangetast worden. Als enkel de bladeren aangetast worden, resulteert dit in een verminderde bladgroenverrichting. Voor een iets of wat uit de kluiten gewassen boom kan dat geen kwaad. Erger wordt het wanneer ook de vruchten aangetast worden. De aangetaste plaatsen groeien immers niet uit. Het beetje vruchtvlees dat toch ontstaat onder de vlekken is hard en niet eetbaar. Bij gevoelige variëteiten kan dit leiden tot haast volledige oogstvernietiging. De oude hoogstamvariëteiten vertonen een mindere gevoeligheid, tot bijna resistentie. Bij de biologische teelt van appels en peren is schurft het grootste probleem, waarvoor nog geen bevredigende oplossing gevonden is. Bij gevoelige rassen of in een vochtig en warm voorjaar is de kans op schurft heel reëel. Het is raadzaam om bij grote problemen iemand van de VELT (Vereniging voor Ecologische Leef- en Teeltwijzen) te contacteren; hiJ zal u met raad en daad bijstaan.
WITZIEKTE
Witziekte komt vooral voor op appel. Op bladeren van jonge scheuten verschijnt een witte schimmelpluis, die goed herkenbaar is. De schimmel verspreidt zich bij temperaturen boven de 20° Celsius. Dit maakt dat witziekte vooral een zomerschimmel is. Als de laatste bot van een scheut aangetast wordt, zal het volgende voorjaar de witziekte met de schéut meegroeien. Er wordt dan gewag gemaakt van witziektepluimen. Deze aangetaste scheuten kunnen nooit vruchten dragen. Tevens zijn ze een bron van nieuwe infecties in de boom. Ook voor deze schimmel zijn niet alle variëteiten even gevoelig.
KANKER
Deze schimmel, Sectria galligena, komt vooral voor op appelbomen. Op het hout ontstaan dode plekken die zich langzaam uitbreiden, totdat ze de ganse tak of boom omsluiten. In de herfst ontstaan rode stippen eromheen. Het hout onder de dode plekken is bruin. Bij jonge bomen of dunne takken zorgt de kankerplek voor een blokkering van het vochttransport. De tak of boom sterft dan af. Bij oudere takken en stammen blijft er veelal genoeg plaats over om dit transport te verzekeren. Gelukkig gaat de kanker niet zo snel vooruit en kan men hem met een scherp mes uitsnijden. Belangrijk hierbij is om zeker diep genoeg te snijden en ook tot in het levende hout te gaan. Als er ook maar een stukje schimmel blijft zitten, begint alles weer opnieuw.
Kankerplekken zijn zeer gegeerd door nuttige en schadelijke insecten als overwinteringsplaats en als legplaats voor eitjes. Kanker heeft vooral vat op bomen in slechte conditie. Littekens van geplukte vruchten en van gevallen bladeren, maar ook snoeiwonden, gevorkte takken en sporen van wildvraat zijn ideale groeibodems voor kanker. In het algemeen geldt: hoe levenskrachtiger de boom, hoe sneller wonden overgroeid raken. Vermijd bij de snoei overdreven grote wonden ofbehandel deze met een efficiënte wondpasta.
BACTERIEVUUR
Deze bacterie, Erwinia amylovora, is beter bekend als perenvuur, maar tast ook appelbomen, meidoorn, Dwergmispel, Vuurdoorn en lijsterbes aan. De ziekte uit zich door het plots bruin worden en afsterven van scheuten, takken tot zelfs de ganse boom. De aangetaste bomen vertonen bruinpaarse kankerplekken op de bast, die pas in de zomer en de herfst wit en later oranje slijm afscheiden. De bladeren blijven aan de boom hangen alsof ze verbrand zijn (waarschijnlijk komt de naam daar vandaan). De enige oplossing is een snel ingrijpen, omdat vooral tijdens broeierig, warm weer de bacterie zich als een lopend vuurtje verspreidt. De zieke delen, samen met een halve meter gezond hout moeten weggenomen en verbrand worden. Door klimatologische omstandigheden kan er nog een nabloei komen na de reguliere bloei. Om de ziekte te voorkomen worden alle in mei en juni voorkomende bloemen verwijderd. De verspreiding van bacterievuur gebeurt voornamelijk tijdens de nabloei door insecten, die afkomen op het zoete slijm. De insecten vliegen van bloem tot bloem en van boom tot boom. Belangrijk om weten is dat de bacterie een ingangspoort nodig heeft. Snoeiwonden en vooral bloesems zijn zeer geschikt om besmet te worden. Hier is het evenzeer aangewezen om snoeiwonden met een wondafdekmiddel te behandelen.
http://users.skynet.be/bk239928/html/dutch/ziekten.htm