Partyflock
 
Forumonderwerp · 830084
Wie de naaimachine uitgevonden heeft, is niet eenvoudig te zeggen. Er zijn in ieder geval meer dan genoeg kanshebbers op de titel.

Het verhaal begint in 1755 in Londen als een Duitse immigrant, Charles Weisenthal, patent aanvraagt op een naald die gebruikt kan worden voor mechanisch naaien. Hij heeft echter geen idee hoe de machine eromheen zou moeten werken. Nog 34 jaren verstrijken voordat de Engelsman Thomas Saint uitvindt wat de eerste echte naaimachine genoemd zou kunnen worden. Deze uitvinding blijft echter beperkt tot een patent op het ontwerp voor een machine om leer te stikken, want als men later probeert naar aanleiding van Saints ontwerp een machine te bouwen, lukt dat niet zonder ingrijpende aanpassingen.

Zo rond 1810 maakt de Duitser Balthasar Krems een apparaat om petten mee te naaien, maar hij vraagt er nooit patent op aan. In diezelfde tijd zit in Australië Josef Madersperger ook niet stil. Deze man produceert een serie machines in het begin van de negentiende eeuw en verkrijgt een patent in 1814.

Fabriekje
Iemand die zeker aanspraak maakt op de titel ”uitvinder van de naaimachine” is Barthélemy Thimonnier, een arme kleermaker uit Frankrijk. In 1830 ontwerpt en fabriceert hij een redelijk praktische, bijna geheel houten naaimachine. Hij borduurt daarbij voort op de uitvindingen van Weisenthal en Saint. Thimonnier begint een klein fabriekje met tachtig machines en krijgt in 1840 een grote order voor het maken van legerkleding. De kleermaker probeert zijn machine te verbeteren en vraagt patenten aan in Engeland en Amerika; hij wordt echter voorbijgestreefd door betere ontwerpen van anderen. Een groep kleermakers die zich in hun bestaan bedreigd voelen door de komst en het succes van de naaimachine, bestormt tot twee keer toe de fabriek en vernielt de machines. Thimonnier overlijdt in 1857 in het armenhuis.

Wedstrijd
Ondanks de enorme vlaag van naaimachine-uitvindingen in de eerste helft van de negentiende eeuw wijzen de meeste Amerikanen hun landgenoot Elias Howe aan als de uitvinder van het alom geprezen instrument. In 1844 heeft hij het prototype klaar en een jaar later ontvangt hij patent op zijn ontwerp. Howe probeert meteen de kleermakersindustrie warm te maken voor zijn uitvinding. Hij organiseert zelfs een wedstrijd tussen de machine en enkele 'ouderwetse' handnaaiers. Ondanks de glorierijke overwinning van de machine en maanden van demonstraties is de wereld nog niet klaar voor mechanisch naaien: Howe verkoopt geen enkel exemplaar.

Hij probeert het vervolgens in Engeland, maar daar krijgt hij eveneens weinig voet aan de grond. Wanneer hij uiteindelijk straatarm terugkeert naar Amerika, blijkt dat daar de interesse voor het machinaal naaien gewekt is en dat tientallen fabrieken, inclusief de beroemde Singer, druk bezig zijn naaimachines te produceren. Die activiteiten zijn overigens in strijd met het patent van Howe. Een lange serie rechtsgedingen volgt en een schikking wordt pas bereikt als de grootste fabrieken hun patenten op één hoop gooien om zo hun monopolie te verdedigen.

Denk je aan naaimachines, dan denk je aan Singer. Het bedrijf van oprichter Isaac M. Singer vindt zelf geen bijzondere machines uit, maar is een markleidende pionier door onder meer het huur-koopsysteem en agressieve verkooptechnieken. In 1860, vijftien jaar nadat Howe zijn patent verwerft, is Singer de grootste producent van naaimachines ter wereld. Nu komen de meeste naaimachines uit China. Zowel Isaac Singer als Elias Howe is multimiljonairs als hij sterft.

Wie de naaimachine heeft uitgevonden, is achteraf moeilijk vast te stellen. Duidelijk is echter dat zonder het werk van de talloze kleine uitvinders de droom van het mechanisch naaien nooit was uitgekomen.




respect
laatste aanpassing
 
samenvatting?
 
En een naaimachine naait en een nietmachine niet (Y)
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:47:
samenvatting?


zou idd fijn zijn
 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:47:
samenvatting?


Das hier ook altijd weer zo'n standaard iets op PF:jaja:

Wanneer er zo'n vervelende lange text staat en dan huppa..Samenvatting!!!!!:frusty:
laatste aanpassing
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:47:
n een naaimachine naait en een nietmachine niet (Y)


Dat zou ik niet durven te garanderen. Er zijn psycho nietmachines bij tegenwoordig.
 
Artiest T.O.M.
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Nu jij weer :9
laatste aanpassing
 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:48:
Wanneer er zo'n vervelende lange text staat en dan huppa..Samenvatting!!!!!


wat denk jij dan? dat ik dat hele stuk ga lezen? :frusty:
 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:49:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


BIL BAL BOL ALWEER EEN PAGINA OP PF VOL!!!!!!!!!:frusty::s:s
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:51:
wat denk jij dan? dat ik dat hele stuk ga lezen? :frusty:


 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:52:
BIL BAL BOL ALWEER EEN PAGINA OP PF VOL!!!!!!!!!


als jij je er zo aan stoort dat ik een pagina vol zet, waarom citeer jij het dan weer knaapje? :knuffel:
Duidelijk. Ban hem!
 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:54:
als jij je er zo aan stoort dat ik een pagina vol zet


Wie zegt dat ik mij er aan stoor???

Dat heb je mij nooit horen zeggen:nee:
 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:55:
Wie zegt dat ik mij er aan stoor???

Dat heb je mij nooit horen zeggen


zo kom je wel over met je :frusty: :S:S
niemand stoort zich aan naaimachines eigenlijk. Das 1 gekke uitvinding.
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:49:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Biller baller boller, de pagina kan nog voller (Y)
 
Uitspraak van Gaveramon.NL op donderdag 24 november 2005 om 19:00:
Biller baller boller, de pagina kan nog voller


8) :respect:
 
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:57:
zo kom je wel over met je


Daar heb je gelijk in...:d (Y)

Verkeerde smily's op de goede plaats!;)
 
Uitspraak van Marcel85 op donderdag 24 november 2005 om 19:00:
niemand stoort zich aan naaimachines eigenlijk. Das 1 gekke uitvinding


Nou als je probeert te leren, en er zit zo'n naaimachine herrie te maken, is dat best irritant.
sjongejonge f*cking d.i.l.l.i.g.a.f
 
Uitspraak van Gaveramon.NL op donderdag 24 november 2005 om 19:00:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


HIEP,HIEP,ALLEE! WE GAAN VOOR PAGINA 2!
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 19:59:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Bille balle banger...en weer is de pagina een stukje langer (Y)
Uitspraak van Gaveramon.NL op donderdag 24 november 2005 om 21:19:
Uitspraak van :woep: woto :doetiwoep: op donderdag 24 november 2005 om 19:59:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Bille bOlle bomen, Ooit moet pagina 2 komen
 
Uitspraak van Marcel85 op donderdag 24 november 2005 om 21:31:
Uitspraak van Gaveramon op donderdag 24 november 2005 om 21:19:
Uitspraak van woto op donderdag 24 november 2005 om 19:59:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Bil bal bot, deze pagina gaat straks nog op slot! :(
 
Uitspraak van verwijderd op vrijdag 25 november 2005 om 10:24:
Uitspraak van Gaveramon op donderdag 24 november 2005 om 21:19:
Uitspraak van woto op donderdag 24 november 2005 om 19:59:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Het valt eigenlijk nog niet meej.... Zitten we eindelijk aan pagina 2?
 
Uitspraak van verwijderd op vrijdag 25 november 2005 om 12:47:
Uitspraak van drahciR strevE op vrijdag 25 november 2005 om 10:24:
Uitspraak van Gaveramon op donderdag 24 november 2005 om 21:19:
Uitspraak van woto op donderdag 24 november 2005 om 19:59:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.

Het valt eigenlijk nog niet meej.... Zitten we eindelijk aan pagina 2?


NEE
Uitspraak van verwijderd op donderdag 24 november 2005 om 18:49:
De geschiedenis van de naaimachine.....
OFWEL
Van de renaissance tot het nieuwe millennium
van naaien met een naald tot het naaien op de moderne naaimachine



1800 Rond 1800 de Renaissance. Kleding met toeters en bellen. In die tijd werd nog alles met de hand
gemaakt. Als er ergens behoefte aan was, was het wel de naaimachine.


1755 De Duitser Weisenthal, die in 1755 in Engeland woonde, vond een naald uit, welke aan beide zijden een spitse punt had met het draadgat in het midden. Anderen, zoals Madersperger en Greenhough, gebruikten deze naald ook. Men vindt ze nu nog in de borduurindustrie.






1790 In 1790 dient de Engelse meubelmaker Thomas Saint een aanvraag voor een patent in voor een houten naaimachine, waarmee de kettingsteek gemaakt kon worden. Thomas Saint wordt gezien als de uitvinder van de naaiende machine. Zijn kettingsteekmachine was bedoeld voor het gebruik in werkplaatsen voor het maken van schoenen en laarzen, het zwaardere werk dus.
1800 Balthazar Krems uit Mayen in Duitsland, fabrikant van slaapmutsen vond de rekbare kettingsteek uit. Hij gebruikte als eerste een naald met het oog aan de punt. Hij verkreeg als eerste het resultaat waarbij de steeklus aan de onderzijde van het naaigoed kwam te liggen.






1814 De meester-kleermaker Jozef Madersperger uit Kufstein, Oostenrijk, construeert een tweenaaldsnaaimachine om dekens mee te stikken. Daar het hem, zoals men dat noemde, aan geldelijke middelen ontbrak, kon hij deze machine niet in productie brengen. Hij stierf in 1850, op 82-jarige leeftijd in Wenen in een bejaardentehuis voor hulpbehoevenden.
1830 De Fransman Bartélémy Thimonnier uit Arbeste in het Franse Rhone-departement kreeg in 1830 een brevet (een soort patent) op zijn kettingsteekmachine. Doch een onwetende en woedende menigte kleermakers, die in zijn machine een bedreiging zagen voor hun beroep, vernielden de meeste van zijn machines. Thimonnier vluchtte en kwam deze noodlottige slag nooit meer te boven. Als arme show-directeur trad hij later op in een circus, om zijn machine als een mechanische curiositeit te tonen. Hij was overgelukkig voor deze demonstraties. Hij stierf volledig berooid in 1857. Deze Thimonnier-machine moest om te kunnen naaien elke steek door neertrappen van het pedaal gevormd worden. De lussen van de kettingsteek lagen bovenop de stof. De naaister moest er zelf voor zorgen dat de stof, na elke steek, zijdelings verder geschoven werd om gelijke lange steken te verkrijgen.


1834 Walter Hunt, een typisch self-made man (hij ontwierp onder meer de eerste veiligheidsspeld en de eerste vulpen), werd tussen 1832 en 1839 bijzonder geïnteresseerd door de naaimachine. Hij slaagde erin, door middel van een schietspoel, voor de eerste keer de hedendaagse gebruikelijkse stiksteek te vormen. Hij is de grondlegger van het naaiprincipe, waarbij 2 draden worden gebruik, een onder- en een bovendraad.

1845 De Amerikaan Elias Howe, uit Spencer (Massachussetts) bouwde eveneens als één der eerste een machine waarbij de tweede draad een heen en weer gaande beweging in de spoel uitvoert (schuitspoel). Het is heel waarschijnlijk dat de spoel van de weefmachines de Amerikaanse werktuigkundigen heeft geïnspireerd. Howe's succes hing jarenlang aan de beruchte zijden draad. Toen hij, in 1845, van zijn vriend en financier Fisher, op zijn pasgebouwde langspoelmachine het eerste met een dubbele stiksteek genaaide kledingstuk naaide, geloofde hij zijn doel te hebben bereikt. Intussen waren ook andere Amerikanen bezig geweest met het perfectioneren van de naaimachine. Zijn voornaamste mededinger, Isaac Merrit Singer, construeerde een gelijkwaardige machine, natuurlijk kwam het tot een monsterproces voor prioriteitsrecht. Na lang procederen won Howe het pleit. Het materiele succes lachte hem toe, in zulke mate dat hij voor rechten op zijn brevet zomaar 2 miljoen dollars ontving. Op eigen middelen rustte hij tijdens de Amerikaanse burgeroorlog een hele militaire brigade uit. Hij stierf op 48 jarige leeftijd in 1867.




1850 Een brevet wordt verleend aan Wheeler & Wilson, uit Bridgeport (Connecticut) in de Verenigde Staten. Allen B. Wilson bouwde de eerste naaimachine met ronddraaiende grijper. Deze is uitgerust met een brilspoel. Wilson gebruikte als eerste een grijper welke de bovendraad rond een stilstaande spoel trok. Deze spoel werd door een ringvormige houder, 'bril' genoemd, in haar centraalstelling geleid. De Wheeler & Wilson Company werd zeer toonaangevend op naaimachinegebied, maar was financieel niet sterk genoeg om de snelle evolutie te benutten. Zij werd opgekocht door Singer Company. Isaac Merrit Singer, een voormalig circusdirecteur komt de grote verdienste toe de naaimachine als gebruiksartikel bij het grote publiek te hebben ingevoerd. Hij is de grote uitbouwer van de Amerikaanse naaimachine industrie.
1851 De eerste door Isaac Merrit Singer gemaakte naaimachine. Gepatenteerd in 1851.
Deze naaimachine was verpakt in een houten doos, welke bij het openen als trapmachine gebruikt kon worden. Singer realiseerde zich niet dat hij deze trede kon patenteren. Toen hij hier op gewezen werd was het al te laat, de trede was al in publiekelijk gebruik genomen. Deze machine was erg zwaar en meer geschikt voor industrie dan huishoudelijk gebruik.







1851-1860 Ontstaan van een nieuwe generatie naaimachines.
De Duitse namen als Koch, Gritzner, Pfaff, Kayser, Muller, Mundlos, Durkopp, Biesolt, Locke, Nothmann, Bear en Rempel, waren toen wereldbekend. Alleen Pfaff is hiervan overgebleven. De grondslag van de Pfaffindustrie werd gelegd door Georg Michael Pfaff.



1855 Een kleine kettingsteekmachine uit 1855 van de Firma Seeling uit Parijs. Elagant maar nog geen gesloten vorm. De garenklos bevindt zich op de naaldstanggeleider.




1855 Het verhaal van de uitvinding van dit populaire type kettingsteekmachine is opmerkelijk. In 1855 zag James Gibbs, een boer uit Virginia (Amerika), een houten Grover en Baker machine in een krantenadvertentie en verbaasde zich erover hoe het apparaat kon naaien. Het mechanisme aan de onderkant van de machine was niet zichtbaar, waardoor het niet bij Gibbs opkwam dat er een onderdraad gebuikt werd. Hij bedacht het idee van een roterende grijper, maar ontwikkelde het niet direct verder. Gibbs produceerde later samen met Charles Willcox een naaimachine welke het principe had van zijn eerder ontwikkelde roterende grijper, welke hij patenteerde in 1857. Het bedrijf bestaat nog steeds maar maakt alleen nog industriële machines.
1855 Wheeler & Wilson stellen hun machines met transport van de stof voor op de Universele tentoonstelling van Parijs.




1858 In Amerika zijn reeds meer dan 100.000 naaimachines in bedrijf en overal beginnen ondernemende werktuigkundigen zich voor naaimachines te interesseren en later te vervaardigen. De afgebeelde machine maakt een kettingsteek.
1860 In Frankrijk wordt deze sierlijke machine geconstrueerd en is voorzien van een vrije arm.




1860 Een verbeterd model van Howe uit 1860. Kenmerken: een loodrechte naaldinsteek, een rechte naald, grote lange spoel en een vliegwiel onderaan.
1865 De originele Singer machine was oncomfortabel zwaar en bedoeld voor industrieel gebruik, maar in 1858 bracht Singer een lichtgewicht Family Machine op de markt en in 1865 de aanvullende New Family Machine. Deze machine werd ongeveer 20 jaar gevoerd en meer dan 4 miljoen machines werden geproduceerd. Over het algemeen kwam deze machine overeen met de machines die vroeg in de 20e eeuw geproduceerd werden. De basisprijs was £4,5 , met parelmoer inleg kostte 10s. extra. De machine gebouwd in verschillende meubels kostte tot £20,-.




1867 Een kleine machine die opvallend veel op een kindermachine lijkt. Deze machine werd geproduceerd door de Firma Wanzer en Co uit Hammilton uit Canada en heeft een slingerende spoel.
1870 Steeds meer machines worden geproduceerd met een spoel, zoals deze machine die in Rouen werd vervaardigd.




1870 Ook deze machine werkt met een kettingsteek, de snelheid die steeds belangrijker werd was voor deze machine 200 steken per minuut.
1878 De kleine 'Legat' uit Parijs. Een model met slingerende spoel, dat door drukken op de knop in beweging wordt gebracht. Horizontaal slingerende spoel.




1879 William Jones uit Guide Bridge, Lancashire nam voor het eerst een naaimachinepatent in 1869 en richtte een bedrijf op welke nog steeds naaimachines vervaardigd. Dit type handmachine was in productie van 1879 tot 1909. Deze machine werd vervaardigd voor de export naar tropische landen. De niet geschilderde onderdelen werden verchroomd ter voorkoming van roestvorming en werd geleverd met een stalen koffer.
1880 De 'Original Rhemania' van de Firma Junker & Ruh. Een echte Duitse constructrie: massief en zwaar van bouw. Lange slingerende spoel. Het bovendeel kan naar achteren worden omgekanteld. Aandrijving gebeurd door middel van het grote handwiel.


1882 Het jaar van de zig-zagmachine.
De eerste bruikbare zig-zagmachine ter wereld verschijnt. De Duitser, John Kayser, uit Kaiserslautern, brengt deze op de markt. Kayser had de kopplaat in tweeën gesplitst en het met de naaldstanggeleiding verbonden deel parallel verschuifbaar aangekoppeld. Met de zigzaginstehevel kan een grotere of kleinere zigzagsteek worden ingesteld. Toen reeds had de naaldplaat een langwerpig gat, zoals het nu bij de moderne zigzagmachines het geval is.



1888 Deze naaimachine was vervaardigd in 1888 en is het laatste type gemaakt door de Howe Machine Company, welke na de dood van Elias Howe in 1867 werd gevoerd door zijn schoonzoons. Hoewel Howe een patent had op zijn fabricagewijze voor naaimachines vanaf 1850, produceerde hij zelf niet voor 1865. Ondertussen produceerde zijn broer Amasa vanaf 1854 naaimachines onder de naam van de Home Sewing Machine Company, aanhield tot 1873.


1900-1940 Een periode zonder noemenswaardige ontwikkelingen. Naast de naaimachine met de schuitspoel is de machine met de ringspoel (ronde spoel) zeer populair geworden. De modellen zijn in deze periode nagenoeg niet veranderd en alle machines waren en bleven zwart van kleur met ornamenten in zwart en zilver en vaak met perlemoer ingelegd.
Wel nieuw was de introductie van de Pfaff 130 zig-zag naaimachine met roterende grijper, ontworpen door een Nederlandse ingenieur. Bijzonder geschikt voor kleermakers en thuiswerkers.

Tot plusminus 1950 zijn van dit type honderdduizenden exemplaren geproduceerd.

Heden ten dage is deze machine nog zeer gewild in landen als bijvoorbeeld Pakistan en India waar deze voor deze voor de thuis-industrie worden gebruikt.



1937 Echtpaar Nottet, oprichters van de firma Nottet, zoals heden ten dage alom bekend.
Nottet in de veertiger jaren

1940 De naaimachines welke tot 1940 op de markt zijn gebracht waren vervaardigd van gietijzer, dus waren zwaar in gewicht, hadden een zwarte kleur, waren in z.g. vlakke uitvoering en werden door hand of trapbeweging aangedreven.
In 1940 volgt er een ommezwaai in de naaimachinebranche. Dan komt in 1940 de Elna-I uit. Doordat de uitvinder-constructuur, (ir. Ramond de Casas, van oorsprong Spanjaard welke later is uitgeweken naar Zwitserland) zich tot op dat moment nooit had bezig gehouden met naaimachines, en dus niet in bepaalde principes was vastgeroest, week deze huishoudnaaimachine geheel af van de tot dan gebruikelijke typen, nl:

de machine was vervaardigd van licht metaal en was daardoor werkelijk draagbaar
omdat het machinehuis uit lichtmetaal was vervaardigd, werd het gehele mechanisme hieraan aangepast en was de machine volledig in balans
in tegenstelling tot de tot dusverre gebruikelijke zwarte kleur, werd deze machine in een moderne groene kleur uitgebracht
bij de constructie had de uitvinder tevens gestreefd naar eenvoud in de bediening
de aandrijving geschiedde electrisch d.m.v. een ingebouwde motor
de machine was uitgerust met ingebouwd naailicht
de machine was voorzien van een vrije arm (tot dan alleen maar bekend bij de industrie naaimachines)
de machine was verpakt in een metalen koffer, die tevens dienst kon doen als ruime werktafel rond de vrije arm
Dit alles bracht een ommekeer teweeg op het gebied van de huishoudnaaimachine. Door het grote succes, dat deze Elna overal ter wereld ondervond, werden andere merken machines min of meer gedwongen de door Elna ingeslagen weg te volgen.



1952 In 1952 bracht Elna een tweede omwenteling op naaimachinegebied teweeg, en wel door het uitkomen van de Elna Supermatic. Deze machine, die werkt d.m.v. losse verwisselbare sjablonen, was het mogelijk de links-rechts beweging van de naald te doen onderverdelen in steken. Hierdoor werd het mogelijk siersteken te vervaardigen, op basis van zigzag maar vooral practische steken zoals de stikkende zigzag, de slangenlijn, de blindzoom, etc.
Maar niet alleen dit! Doordat het eveneens mogelijk was om via 'dubbele' sjablonen het voor- en achteruit transporteren van de stof automatisch te regelen werd het mogelijk ieder gewenst motief te verkrijgen. Maar vooral weer practische steken. Als de huishoudoverlock, de super tricotsteek, de rekbare drievoudige versterkte naad, etc.

De basis van deze machines vinden wij nog steeds in de nieuwste machines terug, met dien verstande dat deze momenteel veelal computergestuurd zijn.


Appel peer banaan, nog 20 berichtjes te gaan :woop: