Partyflock
 
 
Waarschuw beheerder
loe·der (het, de ~ (m.), ~s)
1 [inf.] gemeen persoon => naarling

se·creet (het ~, secreten)
1 afscheidingsproduct van een orgaan
2 [bel.] kreng, loeder => naarling
3 [archa.] toilet

naar1 (bn.)
1 onaangenaam

naar2 (bn.; alleen pred.)
1 misselijk, beroerd

naar3 (vz.)
1 in de richting van
2 volgens het voorbeeld van
3 in overeenstemming met
4 wat betreft, afgaande op

naar4 (vw.)
1 zoals


wiet (de ~ (m.))
1 softdrug, bestaande uit gedroogde hennep


on·de·fi·ni·eer·baar (bn.)
1 niet scherp te omschrijven => vaag


ir·ri·tant (bn.)
1 ergerlijk, in hoge mate vervelend


hy·po·criet1 (de ~ (m.), ~en)
1 huichelaar

hy·po·criet2 (bn.)
1 huichelachtig


vaag·jes (bn.; alleen pred.)
1 min of meer vaag
 
Waarschuw beheerder
hoog·lan·der (de ~ (m.), ~s)
1 uit Schotland afkomstig rund dat het hele jaar buiten kan blijven en veel wordt ingezet als grazer in natuurgebieden

bijl (de ~, ~en)
1 metalen hakwerktuig aan een steel

boom1 (de ~ (m.), bomen)
1 houtachtige plant met een stevige stam, die zich eerst op enige hoogte boven de grond vertakt
2 langwerpig, rond stuk hout of metaal, meestal als draaiend onderdeel van constructies
3 boomdiagram

hout·hak·ker (de ~ (m.), ~s)
1 iem. die in het bos hout hakt

ei·land (het ~, ~en)
1 stuk land dat aan alle zijden door water is omringd en geen continent vormt

joint (de ~ (m.), ~s)
1 met hasjiesj of marihuana gevulde sigaret => marihuanasigaret

bier (het ~)
1 alcoholhoudende drank uit hop en mout door gisting bereid => gerstenat

Iedere dag weer op de hoogte van de nieuwe belangrijke woorden voor in je woordenschat!!
Echt ondefinieerbaar!!
Waarschuw beheerder
con·stant (bn.)
1 onveranderlijk

con·stan·te (de ~, ~n)
1 onveranderlijke grootheid <=> variabele

con·stant·heid (de ~ (v.))
1 onveranderlijkheid, standvastigheid


in·tens1 (bn.)
1 zeer krachtig, hevig => diep, godsgruwelijk

in·tens2 (bw.)
1 in hoge mate => zeer


hit·te (de ~ (v.))
1 sterke of overmatige warmte
hit·te·dag (de ~ (m.))
1 dag waarop de temperatuur boven 25°C stijgt
hit·te·golf (de ~)
1 periode met zeer heet weer


bar·be·cue (de ~ (m.), ~s)
1 toestel om vlees in de openlucht te roosteren
2 gelegenheid waarbij gebarbecued wordt

bar·be·cue·ën (onov.ww.)
1 vlees roosteren op een barbecue

bar·be·cue·saus (de ~)
1 saus voor vlees dat op een barbecue geroosterd is


land·schap (het ~, ~pen)
1 stuk land dat men in één blik overziet
2 landstreek
3 schilderstuk dat een landschap voorstelt
be·heer (het ~)
1 het beheren van, de zorg en verantwoording voor eigendommen van derden
2 [Belg., niet alg.] administratie, bestuur

be·heer·der (de ~ (m.), ~s)
1 iem. die iets exploiteert, bv. een kantine, een camping
2 iem. die eigendommen van derden beheert


fak·kel (de ~, ~s)
1 in brandbare stof gedrenkte stok, gebruikt als buitenverlichting => flambouw, toorts
2 [ind.] brander waardoor een overmaat aan geproduceerd gas wordt afgevoerd en verbrand

fak·kel·dans (de ~ (m.))
1 dans waarbij met fakkels gezwaaid wordt

fak·kel·dra·ger (de ~ (m.))
1 iem. die een fakkel draagt
2 voorvechter => voorstander


knof·look (het, de ~ (m.))
1 look van de soort Allium sativum, waarvan de sterk ruikende knollen worden gebruikt om voedsel te kruiden
saus (de ~, sauzen)
1 vloeibare spijs, bij of over een gerecht opgediend
2 kleurstof

bel·len·bla·zen (onov.ww.)
1 met een pijpje luchtbellen maken uit zeepsop

kuil (de ~ (m.), ~en)
1 holte, uitholling in de grond of bodem => put
2 langwerpig, recht afgestoken gat waarin, onder stro of landbouwplastic, gewassen geconserveerd worden => silo
3 langgerekt, trechtervormig visnet met zeer fijne mazen
kui·len1 (onov.ww.)
1 met de kuil vissen

kui·len2 (ov.ww.)
1 (knolvruchten, groenvoer e.d.) in een kuil bergen om ze te bewaren => inkuilen
kuil·tje (het ~)


ve·ge·ta·ri·ër (de ~ (m.), ~s)
1 iem. die zich uitsluitend met plantaardige spijzen voedt of die zich alleen onthoudt van spijzen die door het doden van dieren zijn verkregen

ve·ga·nis·me (het ~)
1 streng vegetarisme, waarbij men zich ook van zuivelproducten onthoudt
Waarschuw beheerder
Waar een avondje op het eiland wel niet goed voor is he :P
Waarschuw beheerder
huis·vrouw (de ~ (v.))
1 vrouw die voor haar gezin en huishouding zorgt en geen ander beroep heeft => huismoeder
 
Waarschuw beheerder
Nou an, nu nog een gezin hahah
 
Waarschuw beheerder
week·end (het ~)
1 periode van vrijdagavond tot maandagmorgen, waarin men vrij is van school of werk => weekeinde

vruch·ten·wijn (de ~ (m.))
1 wijn, bereid van andere vruchten dan druiven

ca·si·no (het ~, ~'s)
1 uitgaansgelegenheid waar men kansspelen kan spelen => gokpaleis, speelbank, speelhol, speelhuis
2 casinobrood

be·doe·ling (de ~ (v.), ~en)
1 doel van een actie, dat wat men wil gaan doen of wil bereiken => intentie, inzicht, oogmerk, opzet
2 zin, strekking => betekenis
Waarschuw beheerder
rood1 (het ~)
1 rode kleur => keel
2 rode kleurstof
3 een rode kaart

rood2 (bn.)
1 de kleur hebbend van bloed
2 [pol.] socialistisch of communistisch => links


wod·ka (de ~ (m.))
1 Oost-Europese sterkedrank, gestookt uit gerst, rogge of aardappelen

Vodka kent het woordenboek geen eens!! schandalig he..

ge·ni·aal (bn.)
1 uitzonderlijk begaafd => briljant


bril·jant1 (de ~ (m.), ~en)
1 aan beide kanten met facetten geslepen diamant

bril·jant2 (bn.)
1 uitmuntend => geniaal

bril·jan·ten (bn.; alleen attr.)
1 met briljanten vervaardigd
 
Waarschuw beheerder
Ja ik weet het! ik had vodka ook al opgezocht maar toen kwam er idd niks. Echt schandalig ja!
Waarschuw beheerder
Die van dale moeten we maar gaan aanklagen!

aan·kla·gen (ov.ww.)
1 bij de bevoegde macht beschuldigen => iem. een proces aandoen, iem. in staat van beschuldiging stellen, vervolgen
2 [Belg., niet alg.] aan de kaak stellen, afkeuren


schan·da·lig (bn.)
1 in hoge mate aanstoot gevend => bar, de honden lusten er geen brood van, eerloos, erg, godgeklaagd, grovelijk, het is een schande, hij zou zich in zijn graf /omkeren/omdraaien/, infaam, oneervol, scandaleus, schandelijk, schromelijk, verfoeilijk

ver·foei·lijk (bn.)
1 afschuwelijk, verachtelijk => schandalig
laatste aanpassing
 
Waarschuw beheerder
Sue them!!!
Waarschuw beheerder
ste·len (ov.ww.)
1 (iets) heimelijk wegnemen om zich wederrechtelijk toe te eigenen => bietsen, dieven, gappen, jatmouzen, jatten, kapen, klauwen, ontvreemden, pikken, ratsen, rausjen, raven, scheefslaan, schoepen, snaaien, vaandelen, weghalen
2 van de stelen ontdoen


jat·ten1 (de ~ (mv.))
1 handen => hand

jat·ten2 (ov.ww., ook abs.)
1 [inf.] stelen
Waarschuw beheerder
ga·zeu·se (de ~, ~n/~s)
1 priklimonade
 
Waarschuw beheerder
ver·gis·sing (de ~ (v.), ~en)
1 dwaling => abuis, feil
2 plaats waar, zaak waarin men zich vergist heeft


im·muun (bn.)
1 onvatbaar voor ziekte of vergif => resistent; <=> vatbaar
2 ongevoelig voor aandoeningen van het gemoed
3 onschendbaar m.b.t. bepaalde wetten
Waarschuw beheerder
on·der·ne·mer (de ~ (m.))
1 iem. die in een tak van handel of bedrijf zelfstandig, voor eigen rekening en risico, werkt => entrepreneur

ma·na·ger (de ~ (m.), ~s)
1 bestuurder, leider
2 iem. die voor artiesten, beroepssportlui enz. zakelijke belangen behartigt

ho·re·ca (de ~ (m.))
1 branche van hotels, restaurants, cafés e.d.

ac·ti·vi·tei·ten·be·ge·lei·ding (de ~ (v.))
1 therapie, gericht op het activeren van patiënten [vroeger bezigheidstherapie genoemd]

ver·pleeg·huis (het ~)
1 inrichting voor langdurige verpleging => verpleegtehuis

ver·zor·gings·huis (het ~)
1 verzorgingstehuis

de·men·tie (de ~ (v.))
1 psychische aftakeling
Waarschuw beheerder
stap·pen (onov.ww.)
1 lopen met grote passen of met vaste tred => banjeren, stiefelen, treden
2 een stap doen van een lager naar een hoger punt of omgekeerd
3 (van paarden) stapvoets gaan
4 uitgaan, cafés bezoeken => boemelen

boe·me·len (onov.ww.)
1 zijn tijd doorbrengen met uitgaan => aan de boemel zijn, dweilen, op de zwier gaan, pierewaaien, pintelieren, rinkelrooien, slijpen, stappen
2 met de stoptrein reizen

pie·re·waai·en (onov.ww.)
1 [inf.] aan de zwier zijn => boemelen
 
Waarschuw beheerder
Nou dan ben ik ook wezen stappen vanavond want ik heb ook met grote passen gelopen :) keihard gewerkt man en morgen lekker weer JEUJJJJJJ hoera hoera. Ohh sorry dat hoorde op t hoera topic thuis :P
Waarschuw beheerder
be·zo·pen (bn.)
1 dronken

dron·ken (bn.)
1 onder invloed van, bedwelmd door alcoholische drank => beneveld, beschonken, bezopen, boven zijn theewater, in de olie, kachel, onbekwaam, teut, zat; <=> nuchter

dron·ken·lap (de ~ (m.))
1 dronkaard


stoned (bn.)
1 onder invloed van drugs => high

high (bn.; alleen pred.)
1 in een euforische toestand door drugsgebruik => stoned

space·cake (de ~ (m.))
1 cake waarin hasj is verwerkt
 
Waarschuw beheerder
gaar (bn.)
1 (van voedsel) klaar na koken, bakken of braden
2 (van personen) uitgeput



moe2 (bn.)
1 geneigd tot rusten, slapen, meestal als gevolg van inspanning => vermoeid

moe3 (bn.; alleen pred.)
1 zat, meer dan genoeg hebbend van

si·ga·ret (de ~, ~ten)
1 rolletje fijngekorven tabak in een omhulsel van speciaal papier, om daarin gerookt te worden => kankerstok, peuk, saffie

pep (de ~ (m.))
1 pit, vuur => energie
2 [inf.] pepmiddel

rij·be·wijs (het ~)
1 officieel document dat de bevoegdheid geeft een motorvoertuig te besturen => rijvaardigheidsbewijs

au·to·rij·den (onov.ww.)
1 een auto besturen
Waarschuw beheerder
zin·loos (bn.)
1 zonder duidelijk doel => doelloos, nutteloos, ondienstig, onnut, onvruchtbaar, vergeefs, vruchteloos; <=> zinvol

rond·rij·den1 (onov.ww.)
1 in allerlei richtingen rijden

rond·rij·den2 (ov.ww.)
1 (iem.) met een voertuig langs allerlei plaatsen brengen
 
Waarschuw beheerder
zak·ken1 (onov.ww.)
1 omlaaggaan => vallen
2 lager van niveau worden
3 niet slagen bij een examen => bakken, buizen, flessen, sjezen, stralen; <=> slagen
4 [muz.] niet op de juiste toonhoogte blijven
5 [scheepv.] achterblijven => afzakken

klo·te (bn.; alleen pred.)
1 [grof] ellendig, vervelend

klo·te-
1 rot-
laatste aanpassing
 
Waarschuw beheerder
Ik

gaan (onov.ww.)
4 beginnen de genoemde handeling te verrichten of te ondergaan => wezen

echt2 (bn.)
1 werkelijk hetgeen zijnd waarvoor iets doorgaat => heus, waar, waarachtig; <=> onecht
2 in hoge mate zijnd wat genoemd wordt => onvervalst, rechtgeaard
3 wettig, met name het huwelijk betreffend

heel3 (bw.)
1 in hoge mate => zeer

veel2 (hoofdtelw.)
1 een grote hoeveelheid
2 een groot aantal => een schat aan, heel wat, talrijk, tig

drin·ken2 (onov.ww.)
1 alcohol gebruiken => zuipen

van·avond (bw.)
1 op de avond van deze dag

Ik begin de genoemde handelingen te verrichten of ondergaan in hoge mate werkelijk hetgeen zijnd waarvoor iets doorgaat in hoge mate een grote hoeveelheid alcohol gebruiken (zuipen) op de avond van deze dag
 
Waarschuw beheerder
nacht·mer·rie (de ~)
1 zeer angstige droom => angstdroom, oneirodynie
2 schrikbeeld


bui·ten2 (het ~, ~s)
1 buitenplaats, landgoed
Waarschuw beheerder
Haha een zeer angstige droom op een landgoed!!
Waarschuw beheerder
dier·gaar·de (de ~, ~n/~s)
1 dierentuin

die·ren·tuin (de ~ (m.))
1 park waarin een verzameling dieren wordt onderhouden => dierenpark, diergaarde, zoo

die·ren·park (het ~)
1 dierentuin

zoo (de ~ (m.), ~s)
1 [Belg.] dierentuin

zoö-
1 ter aanduiding dat het genoemde betrekking heeft op dieren

zoö·faag (de ~ (m.), -fagen)
1 organisme dat zich voedt met dierenvlees

zoö·fiel1 (de ~ (m.), ~en)
1 dierenliefhebber

zoö·fiel2 (bn.)
1 van dieren houdend
 
Waarschuw beheerder
Haha een zoofiel :D

bin·go (het ~, ~'s)
1 op lotto gelijkend kansspel => kienspel, lottospel

bin·go·ën (onov.ww.)
1 bingo spelen
Waarschuw beheerder
la·ma1 (de ~ (m.), ~'s)
1 boeddhistische priester in Tibet en Mongolië
2 eeltpotig zoogdier uit Zuid-Amerika, nauw verwant aan de kameel

la·ma2 (het ~)
1 stof, van lamawol vervaardigd
2 glad katoenflanel met velours haardek

la·ma·ïs·me (het ~)
1 het boeddhisme in Tibet en Mongolië, ontstaan in de 8e eeuw

la·man·tijn (de ~ (m.), ~en)
1 zeekoe


moord (de ~, ~en)
1 het opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven beroven => eliminatie, manslag


spel (het ~)
1 (~len) bezigheid ter ontspanning volgens vaste regels met elementen als verbeelding, competitie, behendigheid, inzicht en kans
2 partij, wedstrijd
3 (~en) stel benodigdheden voor een spel ter ontspanning
4 techniek van acteren => toneelspel
5 vrije of onberekenbare werking of beweging van een orgaan, van krachten of verschijnselen
6 het bespelen van een muziekinstrument, wijze van spelen
7 (~en) toneelstuk
8 [Belg., niet alg.] speling
 
Waarschuw beheerder
corn·flakes (de ~ (mv.))
1 gezoete, geroosterde maisvlokken

yo·ghurt (de ~ (m.))
1 lichtzuur, lobbig zuivelproduct

melk (de ~)
1 het witte voedzame vocht uit de melkklieren van vrouwen en vrouwelijke zoogdieren, dienend als eerste voeding van de kinderen, resp. jongen => zoetemelk
2 op melk lijkend sap in planten en vruchten => melksap

droog (bn.)
1 geen of zeer weinig vocht bevattend <=> nat
2 zonder hetgeen erbij hoort => zuiver
3 zonder gevoel, saai
4 (van geestige opmerkingen e.d.) zonder uit de gewone spreektoon te vallen
5 waar geen vloeistof aan te pas komt
6 (van wijn) een laag suikergehalte hebbend => dry, sec; <=> zoet
7 (van koeien) geen melk gevend

niet1 (de ~ (m.), ~en)
1 lot waarop geen prijs valt

niet2 (het ~)
1 [archa.] niets
Waarschuw beheerder
hahaha dat was kick he
Waarschuw beheerder
Rood·kap·je (het ~)
1 sprookjesfiguur, meisje met een rood kapje

vaag (bn.)
1 onduidelijk, niet scherp omlijnd => onscherp, schemerachtig, wazig
2 op verschillende manieren te interpreteren => mistig, onbestemd, ondefinieerbaar, schemerig, zweverig


met1 (het ~)
1 gehakt varkensvlees

met2 (vz.)
1 in gezelschap van [ter aanduiding van een vereniging of begeleiding]
2 ter aanduiding van een vermeerdering of optelling
3 ter aanduiding van deelneming of overeenstemming
4 ter aanduiding van een vermenging
5 ter aanduiding van een wederkerige handeling
6 in het bezit van, voorzien van
7 ter aanduiding van een begeleidende omstandigheid, van de wijze waarop iets geschiedt, de gezindheid waarmee iets gepaard gaat
8 door middel van, per
9 ter uitdrukking van een gelijktijdigheid
10 ten opzichte van, aangaande
11 ter aanduiding van een hebbelijkheid, een stokpaardje


een1 (de ~, enen)
1 symbool waarmee het getal 'een' wordt voorgesteld

een2 (bn.)
1 gelijk [met klemtoon; tot bn. geworden telwoord]

een3 (lidw.)
1 ter aanduiding van een enkelvoudige onbepaaldheid [zonder klemtoon]
2 ter aanduiding van een meervoudige onbepaaldheid [zonder klemtoon]
3 ter aanduiding van een hele categorie

een4 (hoofdtelw.)
1 het kleinste hele getal [met klemtoon]
2 eerste binnen de genoemde reeks


hel·der (bn.)
1 (van geluid) duidelijk en zuiver => zilveren
2 (van licht of kleur) met sterke glans => klaar
3 niet met wolken bedekt => onbewolkt; <=> bewolkt
4 volkomen doorzichtig
5 getuigend van inzicht => scherpzinnig
6 duidelijk => begrijpelijk
7 schoon, proper

rand(je) (de ~ (m.))
1 (~en) gedeelte langs de grens, omtrek van een vlak, van een voorwerp
2 (~en) bovenste gedeelte van de wand langs of rondom een holte, diepte of voorwerp dat iets bevatten kan => boord
3 (~s) Zuid-Afrikaanse munteenheid
4 ziekte bij slaplanten
5 de gezamenlijke gemeenten in het Vlaamse Gewest die aan het Brusselse Gewest grenzen [ook: de Brusselse of Vlaamse Rand] => de Vlaamse gordel

rand·fi·guur (de ~)
1 iem. die niet volledig deelneemt aan het leven van zijn groep of cultuur
 
Waarschuw beheerder
geen1 (lidw.)
1 niet een, niet de, niet het
2 niet [als ontkenning zonder meer]
3 [pej.] om aan te geven dat het genoemde die naam niet verdient
4 minder dan, niet eens [meestal met 'nog']

zin (de ~ (m.))
1 gevoel voor beleving en waardering van niet direct zintuiglijk waarneembare zaken
2 verlangen om iets te doen => animo, goesting, lust
3 betekenis
4 bestaansreden, nut
5 (~nen) reeks woorden in syntactisch verband die een afgerond geheel vormen
6 [muz.] afgeronde groep motieven


wer·ken1 (onov.ww.)
1 werk doen, bezig zijn iets te doen => dienen
2 een taak, beroep of bedrijf uitoefenen als bron van inkomsten => arbeiden
3 (van zaken) functioneren, in bedrijf zijn
4 uitwerking hebben
5 (van materialen) van vorm veranderen door invloeden van binnenuit of buitenaf
Waarschuw beheerder
fijn (bn.)
1 aangenaam, plezierig
2 uit kleine deeltjes of onderdelen bestaand <=> grof
3 door een bijzondere samenstelling van zeer goede kwaliteit
4 (van kledingstukken, stoffen) uit teer materiaal gemaakt
5 zuiver, onvermengd
6 dun
7 subtiel <=> grof
8 [inf.] van streng orthodox geloof

hoor1 (de ~ (m.))

hoor2 (tw.)
1 ter bevestiging, ontkenning, toe-, instemming enz. tussen of na een uitspraak of mededeling


week·end (het ~)
1 periode van vrijdagavond tot maandagmorgen, waarin men vrij is van school of werk => weekeinde
 
Waarschuw beheerder
bij·wer·ken (ov.ww.)
1 netter afwerken, m.n. na veroudering of slijtage => bijspijkeren, bijstellen
2 extra werkzaamheden verrichten om het gezinsinkomen aan te vullen
Waarschuw beheerder
naar1 (bn.)
1 onaangenaam

naar2 (bn.; alleen pred.)
1 misselijk, beroerd

naar3 (vz.)
1 in de richting van
2 volgens het voorbeeld van
3 in overeenstemming met
4 wat betreft, afgaande op

naar4 (vw.)
1 zoals

-naar (de ~ (m.), ~s/-naren)
1 bewoner van de genoemde stad, streek e.d. [in aardrijkskundige namen op -e pret·tig (bn.) 1 aangenaam <=> onprettig fijn (bn.) 1 aangenaam, plezierig 2 uit kleine deeltjes of onderdelen bestaand <=> grof 3 door een bijzondere samenstelling van zeer goede kwaliteit 4 (van kledingstukken, stoffen) uit teer materiaal gemaakt 5 zuiver, onvermengd 6 dun 7 subtiel <=> grof 8 [inf.] van streng orthodox geloof
Waarschuw beheerder
her·sen·spin·sel (het ~)
1 hersenschim => waanvoorstelling
2 verzinsel


vro·lijk (bn.)
1 blij, in lichte stemming
2 aangenaam stemmend => fideel

kerst·feest (het ~)
1 feest om Christus' geboorte te herdenken en vieren => Kerstmis
laatste aanpassing
Waarschuw beheerder
haha hier hou ik me wel buiten!!'
Waarschuw beheerder
Je mag je er mee bemoeien hoor!!
Maar ga ik nog wel ff verder...

ge·luk·kig (bn.)
1 door het geluk begunstigd => fortuinlijk, gelukkigerwijs, gelukkiglijk, gezegend, zalig; <=> ongelukkig
2 gunstig
3 geluk genietend => happy


nieuw·jaar (het ~)
1 jaar dat pas is begonnen of binnenkort zal beginnen
2 nieuwjaarsdag

oud (bn.)
1 de genoemde leeftijd of ouderdom hebbend
2 naar verhouding lang geleefd hebbend <=> jong
3 reeds lang als zodanig bestaand of in gebruik <=> nieuw
4 vanouds bekend, vertrouwd
5 voormalig, niet meer geldig of relevant

en (vw.)
1 om een zin, een begrip eenvoudig aan een ander toe te voegen of erbij op te tellen
2 om een nauwer verband aan te duiden, bv. van dingen die bij elkaar horen of in vaste verbindingen
3 om een geleidelijke versterking uit te drukken
4 om een herhaling of voortzetting van een handeling aan te duiden
5 om een onderscheid aan te geven
6 als inleiding op een tegenstellend zinsverband
7 aan het begin van zinnen die een verrassing, vermaning of teleurstelling uitdrukken
8 voor vraagzinnen: als aanmoediging tot een antwoord of met nadruk
9 als sterke bevestiging


nieuw (bn.)
1 pas sinds kort bestaand of in gebruik <=> oud
2 komend na iets of iem. anders, al of niet ter vervanging => nieuwbakken

Nieuw-
1 ter aanduiding van de jongste verschijningsvorm van de genoemde taal [in taalnamen]
 
Waarschuw beheerder
ac·ti·vi·teit (de ~ (v.), ~en)
1 toestand waarin veel handelingen worden verricht <=> passiviteit
2 een bepaalde werkzaamheid, verrichting => bezigheid
3 het in werkelijke dienst zijn
4 [nat.] mate waarin radioactieve stoffen uiteenvallen, uitgedrukt in becquerels

wind (de ~ (m.), ~en)
1 voelbare horizontale luchtstroming in de dampkring => koelte
2 hoeveelheid gassen die men uit de ingewanden laat ontsnappen => buikwind, darmgas, flatus, poepie, poepje, scheet, veest

waai·en1 (onov.ww.)
1 (van de wind) zich voordoen, blazen
2 door de wind bewogen worden

waai·en2 (ov.ww.)
1 (van de wind, storm enz.) in een bepaalde toestand brengen

waai·en3 (onp.ww.)
1 optreden van het verschijnsel wind
Waarschuw beheerder
vuur·werk (het ~)
1 een of meer voorwerpen, gevuld met ontploffende, brandbare en lichtgevende mengsels


cham·pag·ne (de ~ (m.), ~s)
1 witte, schuimende wijn uit Noord-Frankrijk

olie·bol (de ~ (m.))
1 bolvormige koek, in olie gebakken => smoutebol
2 [bel.] sufferd
3 bolvormig reservoir voor de opslag van afgewerkte olie

ap·pel·flap (de ~)
1 gebakje van bladerdeeg, rozijnen en fijngesneden appels
 
Waarschuw beheerder
Speciaal voor Robbin's broer eventjes een herhaling:

loe·der (het, de ~ (m.), ~s)
1 [inf.] gemeen persoon => naarling

Dus geen hoer!!! hoe haal je t in je hoofd!

ener·gie (de ~ (v.), ~ën)
1 kracht waarmee men iets doet, naar iets streeft => daadkracht, fut, geestkracht, pep, pit, puf, slagkracht, stootkracht
2 [nat.] arbeidsvermogen

sla·pen (onov.ww.)
1 in slaap zijn => in dromenland zijn, knorren, maffen, meuren, op één oor liggen, pitten; <=> waken
2 (van ledematen) een tintelend gevoel geven na een onderbreking van de bloedsomloop
3 suffen
4 (van planten) 's nachts schijnbaar rusten
Waarschuw beheerder
:D goed gedaan vrouw!!