Uitspraak van verwijderd op zaterdag 26 november 2005 om 01:14:de harde g, is een combinatie van een roggel en een toonvorm in de richting van "ggrrr".
ja een combinatie van holbewoner invloeden en duitse invloeden
zachte g, zoals het hoort. De mensen boven de rivieren zijn de enige mensen ter wereld die met een harde g praten overigens, dus een harde g is niet natuurlijk 
Uitspraak van verwijderd op maandag 28 november 2005 om 19:39:harde G, maar als ik in brabant ben pas ik me eigen natuurlijk aan, prachtig man dat brabants!! (elk dialect trws)
hmzzzzz, zit je nu te sljmen bij heel nederland?
harde G
Uitspraak van verwijderd op maandag 28 november 2005 om 22:38:voel je je aangesproken?
Ikke nooit
Maar voor wat dompraat ben ik altijd te vinden.
Maar zachte g is wel goed voor jou hoor.. zien de mensen die veldslag wat jij een gebit noemt ook niet zo goed
Nee hoo, wacht ff. De Harde G is ook een invloed van de Jooden he
Uitspraak van Jantje trammelantje op dinsdag 29 november 2005 om 17:16:De Harde G is ook een invloed van de Jooden he
als je grappig wilt zijn, probeer dan op z'n minst het kernwoord goed te spellen
Uitspraak van Jantje trammelantje op dinsdag 29 november 2005 om 17:16:Nee hoo, wacht ff. De Harde G is ook een invloed van de Jooden he
Nou ben ik ook maar een simpele ziel..
Maar deze vat ik ff niet
Boeiend. Joden dan. Typfoutje.
Nee is geen geintje mars623. De harde G heeft zn oorsprong mede te danken aan buitenlandse invloeden.
Zie tekst:
Jiddisch
Enige overwegingen omtrent de mogelijke invloed van de Joodse talen op het Nederlands.
Het Joodse volk leeft al eeuwenlang verspreid over de wereld, zonder zijn eigen identiteit geheel kwijt te raken.
70 n. chr.
Sinds de verovering van Jerusalem en de verwoesting van de tempel in 70 na Christus, gevolg van een opstand tegen de Romeinse overheersing, hebben groepen Joden over heel Europa, een deel van Azie en de laatste paar eeuwen ook Amerika, onderdak gezocht.
Vanwege hun overtuiging dat zij het uitverkoren volk zijn, en dat de Messias pas komt als de nood op zijn hoogst is, hebben zij hun geloof en daaraan verbonden identiteit ook of juist in de donkerste perioden in meerdere of mindere mate vastgehouden.
400 n. chr. Velen zijn in eerste instantie in Israël of Palestina blijven wonen, dat werd pas moeilijk toen rond 400 na Christus het Christendom de nationale godsdienst werd van het Romeinse Rijk, een veel minder tolerante godsdienst dan de tot dan toe geldende Romeinse religies.
7e eeuw. Eind 7de eeuw kwam de islam, die het gebied in rap tempo veroverde maar niet echt een bedreiging was voor de Joodse bevolking. Zo verspreidden zich groepen over heel de Arabische wereld, inclusief Spanje en Portugal. Gedoogd door de moslims, ronduit vervolgd door de christenen, ook via de kruistochten.
Noord Europa. De Joden die in de middeleeuwen noordelijker in Europa terecht waren gekomen hadden het moeilijker. Hen werd het verboden om lid te worden van een gilde, de ambachten konden ze dus alleen in eigen kring uitoefenen. Handel, wetenschap en artsenij waren hen wel toegestaan, evenals nieuwe industrieën, zoals later de drukkunst. In veel landen leefden ze in aparte wijken, getto's, en vormden gesloten gemeenschappen. Hun taal ontwikkelde zich daar, op basis van zowel het Hebreeuws als van de plaatselijke talen.
Jiddisch 11e eeuw. Het Jiddisch is rond de 11de eeuw in het Rijnland ontstaan, als een variant van het Hoogduits met veel Hebreeuwse en Aramese woorden. Groepen die oostelijker woonden hadden ook veel Slavische woorden in gebruik. Door regelmatig onderling contact (familie, handel) wisselden ze de begrippen en woorden uit, er ontstond wel een westelijke en een oostelijke variant, maar dat had meer betrekking op de uitspraak dan op de geschreven versie.
Nederland. In Nederland waren in de middeleeuwen weinig joden, ze leidden een onopvallend bestaan. Op het Iberisch schiereiland waren de 'moren' op een gegeven moment verdreven, wat voor de joden verregaande consequenties had. In 1391 vluchtten alle Spaanse joden naar Portugal, nadat de Zeer Katholieke Koningen Filips en Isabella alle heidenen de oorlog hadden verklaard. Na de verovering van Portugal door de Spanjaarden in 1497 vluchtten ze naar de Nederlanden, vooral Antwerpen en Amsterdam. Het verloop van de 80-jarige oorlog vervolgens noopte de Antwerpenaren onder hen alsnog naar Amsterdam te gaan.
Sefardiem Deze groep wordt de Sefardiem genoemd, over het algemeen waren het rijke en ontwikkelde kooplieden die een enorme impuls gaven aan de handel hier, omdat ze hun handelscontacten meenamen. Ze waren zeer gewaardeerde leden van de maatschappij, en assimileerden vrij snel. Hun taal, het Ladino, een soort Spaans-Portugese variant, lieten ze snel varen, er zijn eigenlijk maar twee woorden bekend die daarvan in het Nederlands terecht zijn gekomen: deixe en boles (deis je, hou je gedeisd, zeeuwse boles). Hun prachtig klinkende namen (Texeira de Mattos, Belinfante, Mendes da Costa, Spinoza, etc) zijn nog steeds gelieerd aan de intellectuele bovenlaag van de bevolking. Zij bezoeken de Portugees-Israëlitische synagoge.
> - Ik denk dat de naam Texeira de Mattos moet luiden Teixeira de > Mattos. Teixeira (uitspraak teisjeira) heb ik als naam vaak in > Portugal gezien. In het Amsterdamse telefoonboek ( > http://www.telefoongids.nl/ ) komt de naam alleen zo voor, en ook > het Portugese telefoonboek op http://www.118.pt/pt/pesquisa.php > bevestigt deze spelling. Toevoeging afkomstig van Ruud Harmsen.
Amsterdam, asjkenaziem Lange tijd was Amsterdam de enige stad in Europa waar joden zich vrij konden vestigen, zolang ze maar geen beroep deden op de armenzorg van de stad. Uit Duitsland en Polen kwam een groot joods proletariaat binnendruppelen, die we de Asjkenaziem noemen. Zij brachten het jiddisch mee. Zij hadden veel contact met grote delen van de bevolking, maar hielden onderling vast aan hun eigen taal. Dit had voor een deel te maken met een veel uitgeoefend beroep: handelaar, ze wilden onderling overleggen zonder dat de klant begreep wat voor afspraak ze maakten of wat voor informatie ze uitwisselden. Veel termen hebben betrekking op bedragen: joetje, meier, lammetje, ze verwijzen naar de volgorde van letters in het hebreeuwse alfabet, de jot is 10, joetje is een tientje, lammetje: lamed, 30, 30 stuivers is 1,50 et cetera. In Amsterdam waren veel drukkerijen, waaronder diverse jiddische. Hun boeken werden over heel europa verspreid, iedere jiddische gemeenschap kon ze lezen. Enkele namen van deze asjkenziem: Polak, Cohen, Wertheim, Hamburger, Oppenheim etc.
18e eeuw In de 18de eeuw verminderde het gebruik van het Jiddisch, ten behoeve van de maatschappelijke emancipatie van de Joden en op grond van de scheiding van kerk en staat werd hen verplicht om het Nederlands als voertaal te hanteren. Op scholen werd het Nederlands als voertaal verplicht gesteld. Het had tot gevolg dat ook uit deze groep diverse mensen carrière maakten in intellectuele beroepen als arts, advocaat of journalist. Het Jiddisch bleef in andere landen wel bestaan, vooral in de geïsoleerde gemeenschappen in Rusland en Polen, en emigreerde met hen mee naar de VS.
Jiddisch Het Jiddisch in Nederland is een typische mengtaal. Veel van oorsprong Hebreeuwse woorden zijn vervormd tot 'nederlandsoide' meervoudsvormen of verkleind: schmu-es werd smoesje, schmusen werd smoezen of smoezelen, gein werd geintje of ongein. In het Nederlands waren al veel woorden opgenomen die via de bijbel uit het Hebreeuws kwamen:
amen, abt, aloë, halleluja, hosanna, jubeljaar, messias, mirre, pasen, sabbat, satan, sikkel, etc. Veel namen uiteraard ook: hans is via Johannes afgeleid van Jochanaan. Veel spreekwoorden (jobstijding) idem dito. In het Jiddisch zit veel handelstaal. De getallen die ik al noemde zijn de bekendste voorbeelden. Mokum betekent stad. Oorspronkelijk werd Amsterdam door hen aangeduid met Mokum Alef, Rotterdam met Mokum Reis, Berlijn met Mokum Beth, steeds de beginletter van de naam van de stad. Alleen Amsterdam heeft zijn jiddische naam behouden, en is synoniem geworden met de gezellige binnenstad. Via het Jiddisch zijn ook Duitse woorden binnengeslopen: de kift komt van het Duitse Gift, afgunst, pietsje van bisschen, sappelen van zappeln.
Echter door het gebruik van de taal in de 'onderlaag' van de samenleving zijn veel begrippen qua betekenis gedegradeerd. Een keurig hebreeuws woord als bajjiet, huis, werd in het jiddisch bajes, met de huidige betekenis gevangenis. Chacham (wijs, kundig) werd goochem, sluw; chosen (bruidegom) werd gozer, kalle (bruid) werd hoer, lef (hart) werd branie, poeren (Poerim is een vrolijk feest) werd poerem hebben, kouwe drukte; sjtieke (stilte) werd stiekem.
Bargoens
Jiddisch wordt vaak verward met Bargoens. Dit is de dieventaal, waar ook in veel andere landen een naam voor is bedacht die verwijst naar het buitenland: Thieves Latin (Eng), Germania (Sp), Rotwelsch (D), en ons Koeterwaals.
Bargoens verwijst naar Bourgondisch. In het bargoens zijn veel woorden uit het Jiddisch overgenomen en vaak ook vervormd, maar het is een op zichzelf staande 'taal'.
Jofe werd jofel, ponem werd porem, gawsones werd kapsones, mesjogge (gek) werd sjoeg, vaak verward met sjoewe, antwoord, dat ook sjoege werd. Bollebof (commissaris van politie) is afgeleid van balboos, de heer des huizes, bolleboos is er ook van afgeleid.
Gabber is afkomstig van gawwer, vriend; gajes heeft twee bronnen: gajes als gojim, niet-joden en chajjes, leven, werd gepeupel. Om gajes gaan of brengen.
Smeris werd afgeleid van sjemiere, toezicht, sjien, ander woord voor smeris, is de eerste letter daarvan.
Jatten is weer zo'n vervormd woord. Jad is hand, ook de aanwijsstok waarmee in heilige teksten woorden of passages werden aangewezen. Als werkwoord bestaat het in het Jiddisch niet, in het bargoens betekent het stelen. Ook penoze betekende als parnose gewoon onderhoud, middel van bestaan. Andere uit het Jiddisch afkomstige woorden:
Kinnesinne (hilversum: kinnesinnecity), mies (lelijk), stennis (Sjtannes maken = argwaan wekken), geteisem (Chatteisem, enkelv.chattes, arme mensen, gepeupel),
schlemiel, mazzel, sof (einde), jajim (wijn), gappen, gein, alles kits (alles gietes, gutes), ratsmodee (ashmodee, duivel), roddelen, de mist is (de mest in, bedorven), pleite (failliet), attenoje (adonai eloheinoe, mijn Heer en mijn Herder)
Niet uit het Jiddisch: dalven, lawaai, rambam, schnabbel, schorem, sjacheren. Deze zijn uit het bargoens afkomstig.
Amsterdamse uitspraak De invloed van het Jiddisch is beperkt gebleven tot woorden en betekenissen.
Ik heb geen bewijs kunnen vinden voor klank-matige invloed, zoals de Amsterdamse neiging om o in plaats van a te zeggen (Ojax), en de noordhollandse harde g.
Maar misschien vind ik dat in de toekomst nog.
Hadewych Martens
Nee is geen geintje mars623. De harde G heeft zn oorsprong mede te danken aan buitenlandse invloeden.
Zie tekst:
Jiddisch
Enige overwegingen omtrent de mogelijke invloed van de Joodse talen op het Nederlands.
Het Joodse volk leeft al eeuwenlang verspreid over de wereld, zonder zijn eigen identiteit geheel kwijt te raken.
70 n. chr.
Sinds de verovering van Jerusalem en de verwoesting van de tempel in 70 na Christus, gevolg van een opstand tegen de Romeinse overheersing, hebben groepen Joden over heel Europa, een deel van Azie en de laatste paar eeuwen ook Amerika, onderdak gezocht.
Vanwege hun overtuiging dat zij het uitverkoren volk zijn, en dat de Messias pas komt als de nood op zijn hoogst is, hebben zij hun geloof en daaraan verbonden identiteit ook of juist in de donkerste perioden in meerdere of mindere mate vastgehouden.
400 n. chr. Velen zijn in eerste instantie in Israël of Palestina blijven wonen, dat werd pas moeilijk toen rond 400 na Christus het Christendom de nationale godsdienst werd van het Romeinse Rijk, een veel minder tolerante godsdienst dan de tot dan toe geldende Romeinse religies.
7e eeuw. Eind 7de eeuw kwam de islam, die het gebied in rap tempo veroverde maar niet echt een bedreiging was voor de Joodse bevolking. Zo verspreidden zich groepen over heel de Arabische wereld, inclusief Spanje en Portugal. Gedoogd door de moslims, ronduit vervolgd door de christenen, ook via de kruistochten.
Noord Europa. De Joden die in de middeleeuwen noordelijker in Europa terecht waren gekomen hadden het moeilijker. Hen werd het verboden om lid te worden van een gilde, de ambachten konden ze dus alleen in eigen kring uitoefenen. Handel, wetenschap en artsenij waren hen wel toegestaan, evenals nieuwe industrieën, zoals later de drukkunst. In veel landen leefden ze in aparte wijken, getto's, en vormden gesloten gemeenschappen. Hun taal ontwikkelde zich daar, op basis van zowel het Hebreeuws als van de plaatselijke talen.
Jiddisch 11e eeuw. Het Jiddisch is rond de 11de eeuw in het Rijnland ontstaan, als een variant van het Hoogduits met veel Hebreeuwse en Aramese woorden. Groepen die oostelijker woonden hadden ook veel Slavische woorden in gebruik. Door regelmatig onderling contact (familie, handel) wisselden ze de begrippen en woorden uit, er ontstond wel een westelijke en een oostelijke variant, maar dat had meer betrekking op de uitspraak dan op de geschreven versie.
Nederland. In Nederland waren in de middeleeuwen weinig joden, ze leidden een onopvallend bestaan. Op het Iberisch schiereiland waren de 'moren' op een gegeven moment verdreven, wat voor de joden verregaande consequenties had. In 1391 vluchtten alle Spaanse joden naar Portugal, nadat de Zeer Katholieke Koningen Filips en Isabella alle heidenen de oorlog hadden verklaard. Na de verovering van Portugal door de Spanjaarden in 1497 vluchtten ze naar de Nederlanden, vooral Antwerpen en Amsterdam. Het verloop van de 80-jarige oorlog vervolgens noopte de Antwerpenaren onder hen alsnog naar Amsterdam te gaan.
Sefardiem Deze groep wordt de Sefardiem genoemd, over het algemeen waren het rijke en ontwikkelde kooplieden die een enorme impuls gaven aan de handel hier, omdat ze hun handelscontacten meenamen. Ze waren zeer gewaardeerde leden van de maatschappij, en assimileerden vrij snel. Hun taal, het Ladino, een soort Spaans-Portugese variant, lieten ze snel varen, er zijn eigenlijk maar twee woorden bekend die daarvan in het Nederlands terecht zijn gekomen: deixe en boles (deis je, hou je gedeisd, zeeuwse boles). Hun prachtig klinkende namen (Texeira de Mattos, Belinfante, Mendes da Costa, Spinoza, etc) zijn nog steeds gelieerd aan de intellectuele bovenlaag van de bevolking. Zij bezoeken de Portugees-Israëlitische synagoge.
> - Ik denk dat de naam Texeira de Mattos moet luiden Teixeira de > Mattos. Teixeira (uitspraak teisjeira) heb ik als naam vaak in > Portugal gezien. In het Amsterdamse telefoonboek ( > http://www.telefoongids.nl/ ) komt de naam alleen zo voor, en ook > het Portugese telefoonboek op http://www.118.pt/pt/pesquisa.php > bevestigt deze spelling. Toevoeging afkomstig van Ruud Harmsen.
Amsterdam, asjkenaziem Lange tijd was Amsterdam de enige stad in Europa waar joden zich vrij konden vestigen, zolang ze maar geen beroep deden op de armenzorg van de stad. Uit Duitsland en Polen kwam een groot joods proletariaat binnendruppelen, die we de Asjkenaziem noemen. Zij brachten het jiddisch mee. Zij hadden veel contact met grote delen van de bevolking, maar hielden onderling vast aan hun eigen taal. Dit had voor een deel te maken met een veel uitgeoefend beroep: handelaar, ze wilden onderling overleggen zonder dat de klant begreep wat voor afspraak ze maakten of wat voor informatie ze uitwisselden. Veel termen hebben betrekking op bedragen: joetje, meier, lammetje, ze verwijzen naar de volgorde van letters in het hebreeuwse alfabet, de jot is 10, joetje is een tientje, lammetje: lamed, 30, 30 stuivers is 1,50 et cetera. In Amsterdam waren veel drukkerijen, waaronder diverse jiddische. Hun boeken werden over heel europa verspreid, iedere jiddische gemeenschap kon ze lezen. Enkele namen van deze asjkenziem: Polak, Cohen, Wertheim, Hamburger, Oppenheim etc.
18e eeuw In de 18de eeuw verminderde het gebruik van het Jiddisch, ten behoeve van de maatschappelijke emancipatie van de Joden en op grond van de scheiding van kerk en staat werd hen verplicht om het Nederlands als voertaal te hanteren. Op scholen werd het Nederlands als voertaal verplicht gesteld. Het had tot gevolg dat ook uit deze groep diverse mensen carrière maakten in intellectuele beroepen als arts, advocaat of journalist. Het Jiddisch bleef in andere landen wel bestaan, vooral in de geïsoleerde gemeenschappen in Rusland en Polen, en emigreerde met hen mee naar de VS.
Jiddisch Het Jiddisch in Nederland is een typische mengtaal. Veel van oorsprong Hebreeuwse woorden zijn vervormd tot 'nederlandsoide' meervoudsvormen of verkleind: schmu-es werd smoesje, schmusen werd smoezen of smoezelen, gein werd geintje of ongein. In het Nederlands waren al veel woorden opgenomen die via de bijbel uit het Hebreeuws kwamen:
amen, abt, aloë, halleluja, hosanna, jubeljaar, messias, mirre, pasen, sabbat, satan, sikkel, etc. Veel namen uiteraard ook: hans is via Johannes afgeleid van Jochanaan. Veel spreekwoorden (jobstijding) idem dito. In het Jiddisch zit veel handelstaal. De getallen die ik al noemde zijn de bekendste voorbeelden. Mokum betekent stad. Oorspronkelijk werd Amsterdam door hen aangeduid met Mokum Alef, Rotterdam met Mokum Reis, Berlijn met Mokum Beth, steeds de beginletter van de naam van de stad. Alleen Amsterdam heeft zijn jiddische naam behouden, en is synoniem geworden met de gezellige binnenstad. Via het Jiddisch zijn ook Duitse woorden binnengeslopen: de kift komt van het Duitse Gift, afgunst, pietsje van bisschen, sappelen van zappeln.
Echter door het gebruik van de taal in de 'onderlaag' van de samenleving zijn veel begrippen qua betekenis gedegradeerd. Een keurig hebreeuws woord als bajjiet, huis, werd in het jiddisch bajes, met de huidige betekenis gevangenis. Chacham (wijs, kundig) werd goochem, sluw; chosen (bruidegom) werd gozer, kalle (bruid) werd hoer, lef (hart) werd branie, poeren (Poerim is een vrolijk feest) werd poerem hebben, kouwe drukte; sjtieke (stilte) werd stiekem.
Bargoens
Jiddisch wordt vaak verward met Bargoens. Dit is de dieventaal, waar ook in veel andere landen een naam voor is bedacht die verwijst naar het buitenland: Thieves Latin (Eng), Germania (Sp), Rotwelsch (D), en ons Koeterwaals.
Bargoens verwijst naar Bourgondisch. In het bargoens zijn veel woorden uit het Jiddisch overgenomen en vaak ook vervormd, maar het is een op zichzelf staande 'taal'.
Jofe werd jofel, ponem werd porem, gawsones werd kapsones, mesjogge (gek) werd sjoeg, vaak verward met sjoewe, antwoord, dat ook sjoege werd. Bollebof (commissaris van politie) is afgeleid van balboos, de heer des huizes, bolleboos is er ook van afgeleid.
Gabber is afkomstig van gawwer, vriend; gajes heeft twee bronnen: gajes als gojim, niet-joden en chajjes, leven, werd gepeupel. Om gajes gaan of brengen.
Smeris werd afgeleid van sjemiere, toezicht, sjien, ander woord voor smeris, is de eerste letter daarvan.
Jatten is weer zo'n vervormd woord. Jad is hand, ook de aanwijsstok waarmee in heilige teksten woorden of passages werden aangewezen. Als werkwoord bestaat het in het Jiddisch niet, in het bargoens betekent het stelen. Ook penoze betekende als parnose gewoon onderhoud, middel van bestaan. Andere uit het Jiddisch afkomstige woorden:
Kinnesinne (hilversum: kinnesinnecity), mies (lelijk), stennis (Sjtannes maken = argwaan wekken), geteisem (Chatteisem, enkelv.chattes, arme mensen, gepeupel),
schlemiel, mazzel, sof (einde), jajim (wijn), gappen, gein, alles kits (alles gietes, gutes), ratsmodee (ashmodee, duivel), roddelen, de mist is (de mest in, bedorven), pleite (failliet), attenoje (adonai eloheinoe, mijn Heer en mijn Herder)
Niet uit het Jiddisch: dalven, lawaai, rambam, schnabbel, schorem, sjacheren. Deze zijn uit het bargoens afkomstig.
Amsterdamse uitspraak De invloed van het Jiddisch is beperkt gebleven tot woorden en betekenissen.
Ik heb geen bewijs kunnen vinden voor klank-matige invloed, zoals de Amsterdamse neiging om o in plaats van a te zeggen (Ojax), en de noordhollandse harde g.
Maar misschien vind ik dat in de toekomst nog.
Hadewych Martens
















