Leuk verhaaltje voor het slapen gaan...
Er leefde eens, veel het weg, in een krachtig pasteel een scheel hoon meisje.
Dat scheel hoon meisje hette Weefsnitje.
Mar in dat pasteel woonde nog iemand: De biefstoeder, de moze biefstoeder van weefsnitje.
En iedere drag ging zij voor het wiegeltje staan en zei ze:
"Wiegeltje, wiegeltje aan de spand, wie is de vroonste schouw van lans het gand?"
En dan antwoorde dat wiegeltje:"Biefstoeder, jij bent scheel hoon, maar Weefsnitje is nog muizenschaal doner dan jij". En dan werd die moze biefstoeder stozer.
Op een dekere zag, ging zij naar de joze bager.
"Joze bager",zei ze,"jij gaat Weefsnitje nidkappen en haar achterlaten in het wonkere doud".
En de joze bager, de leersmap. Hij had een klare zijk op de kaak. Hij was vroeger matroos geweest en had zeven jaren op zijn slip gescheten. De joze bager dus...
Hij pakte zijn wietgescheer, sprong op zijn perk staard en smeet Weefsnitje in het wuikgestras.
En Weefsnitje, och arme, zat daar te schuilen van de hik.
Mar zij wist niet dat het bos daar vol met woute stolven zat.
Opeens kwamen dar uit het heupelkrout, de zweven dergjes, die ergens wiep in het doud in een harig kutje woonden.
En met verkrachte eenden brachten zij haar naar hun haddenstoelenpuisje.
Daar lag zij dan, in een klazen gist. Want zij had zich immers verstikt in een frut stuik van de houte steks, wat dus eigenlijk de moze biefstoeder was.
Opeens kwam daar de prone schins voorbij. Ookal gezeten op een perk staard, eigenlijk een pimmelschaard.
Hij streek haar kak in de ogen en muste haar recht op haar kont.
De mone scheid kwam bij.
Hij nam haar mee, ze trouwden veel, kregen lange kinderen en gaven een grote kannenpoekenfeest.
Meer van zulke verhaaltjes zijn bij mij altijd welkom
Weefsnitje en de zweven dergjes
Er leefde eens, veel het weg, in een krachtig pasteel een scheel hoon meisje.
Dat scheel hoon meisje hette Weefsnitje.
Mar in dat pasteel woonde nog iemand: De biefstoeder, de moze biefstoeder van weefsnitje.
En iedere drag ging zij voor het wiegeltje staan en zei ze:
"Wiegeltje, wiegeltje aan de spand, wie is de vroonste schouw van lans het gand?"
En dan antwoorde dat wiegeltje:"Biefstoeder, jij bent scheel hoon, maar Weefsnitje is nog muizenschaal doner dan jij". En dan werd die moze biefstoeder stozer.
Op een dekere zag, ging zij naar de joze bager.
"Joze bager",zei ze,"jij gaat Weefsnitje nidkappen en haar achterlaten in het wonkere doud".
En de joze bager, de leersmap. Hij had een klare zijk op de kaak. Hij was vroeger matroos geweest en had zeven jaren op zijn slip gescheten. De joze bager dus...
Hij pakte zijn wietgescheer, sprong op zijn perk staard en smeet Weefsnitje in het wuikgestras.
En Weefsnitje, och arme, zat daar te schuilen van de hik.
Mar zij wist niet dat het bos daar vol met woute stolven zat.
Opeens kwamen dar uit het heupelkrout, de zweven dergjes, die ergens wiep in het doud in een harig kutje woonden.
En met verkrachte eenden brachten zij haar naar hun haddenstoelenpuisje.
Daar lag zij dan, in een klazen gist. Want zij had zich immers verstikt in een frut stuik van de houte steks, wat dus eigenlijk de moze biefstoeder was.
Opeens kwam daar de prone schins voorbij. Ookal gezeten op een perk staard, eigenlijk een pimmelschaard.
Hij streek haar kak in de ogen en muste haar recht op haar kont.
De mone scheid kwam bij.
Hij nam haar mee, ze trouwden veel, kregen lange kinderen en gaven een grote kannenpoekenfeest.
einde
Meer van zulke verhaaltjes zijn bij mij altijd welkom



![..][\/][iekos..](/images/user/150466_385207.jpg)
